Kolet Janssen

auteur

Interview

Schrijfsels > 12-18 jaar > Interview

De jongere als manager

Interview met Peter Adriaenssens, professor kinderpsychiatrie en hoofd van het Vertrouwenscentrum van de KULeuven

Hebben jongeren het moeilijker met grenzen dan vroeger, of lijkt dat maar zo?

PA: Ouders en opgroeiende kinderen hebben door hun plaats in het leven elk een verschillende taak. Het is de job van ouders om grenzen te trekken in de opvoeding; en het is de job van tieners om daar tegenin te gaan. Dat is altijd zo geweest. Alleen is het in onze tijd moeilijker omdat de grenzen bespreekbaar zijn geworden. Vroeger ging een jongere zolang hij thuis woonde op vakantie samen met de rest van het gezin. De zoon van twintig net zo goed als zijn zusje van elf. Daar werd niet over gediscussieerd. Nu is dat niet meer evident. Van jongeren wordt nu verwacht dat ze creatief mee gaan zoeken naar andere oplossingen: bijvoorbeeld, één week samen met het gezin, en één week met een vriend in een tentje. Er worden aan jongeren dus hogere eisen gesteld dan vroeger.

Waar moeten jongeren dan precies goed in zijn?

PA: Onze tijd vraagt van jongeren grotere communicatievaardigheden. Om te beginnen een grote redelijkheid, en dat is op hun leeftijd niet zo vanzelfsprekend. En verder een scala aan technieken om argumenten aan te brengen, om voorstellen te doen, om de ongerustheid van hun ouders weg te nemen, om volwassen over te komen. Jammer genoeg hebben jongeren daar vaak weinig training in. Er wordt wel veel gesproken over democratie op school, maar in de meeste gevallen gaat het niet verder dan meebepalen welke drankjes er in de frisdrankautomaat mogen zitten. Over de inhoud van het schoolreglement of over echte wantoestanden met een leraar mogen ze niet meepraten. Dat doet het geloof van jongeren in de zin van overleg soms verdwijnen. Het is ook heel verschillend hoe in het gezin daarmee wordt omgegaan, wanneer de kinderen opgroeien. Er zijn gezinnen waar kinderen van jongs af aan over kleine dingen mogen mee beslissen, terwijl op andere plaatsen geen enkel gesprek mogelijk is.

Het hangt toch niet alleen van de jongeren af; wat als de ouders echt niet soepel zijn?

PA: Uit onderzoek is gebleken dat er veel mogelijk is als je je ouders op een verstandige manier weet aan te pakken. Jongeren zorgen er namelijk door hun eigen houding mee voor of ze al dan niet op een redelijke manier kunnen opgevoed worden. We werken regelmatig met trainingen van jongeren in communicatiestrategieën in hoe ze iets kunnen bekomen van hun ouders. De resultaten zijn vaak spectaculair. Nu trainen ouders en jongeren zichzelf vaak op een negatieve manier. Neem het voorbeeld van het festival van Werchter. De ouders zetten zich al bij voorbaat schrap. ‘Onze zoon van 14 zal daar zeker naartoe willen, maar voor ons is daar geen sprake van. Niet voordat hij 16 is en dan nog niet om er te blijven slapen! Dat is daar veel te gevaarlijk allemaal!’ En de zoon doet bij zijn vrienden hetzelfde: ‘Ge zult zien dat ik van onze pa en ons ma zeker niet naar Werchter mag; die denken dat het daar allemaal criminelen zijn!’ Als die jongen dan het woord Werchter laat vallen, zit het er meteen bovenarms op. Binnen de kortste keren slingeren ze de verwijten heen en weer en ze blijven allemaal met een vervelend gevoel zitten. Wij raden zo’n jongere aan om het heel anders aan te pakken. Zo’n maand of vijf voor Werchter laat hij aan zijn ouders weten dat hij er graag naartoe zou gaan. De ouders reageren voorspelbaar: geen sprake van! De jongen haalt zijn schouders op en zegt: ok, jammer, maar niets aan te doen. Ik begrijp wel dat jullie ongerust zijn. De ouders zijn hierdoor zo aangenaam verrast, dat ze tegen elkaar zeggen: toch nogal goed opgevoed, hé, onze zoon! We hebben er helemaal geen problemen mee! Een paar maanden later zegt de jongen langs zijn neus weg dat het programma van Werchter dit jaar echt geweldig is. Dat hij er doodgraag naartoe had gewild, maar dat hij wel snapt dat zijn ouders er tegen zijn. Tien tegen één zeggen zijn ouders daarna tegen elkaar: Zullen we hem eens verrassen? Hij is toch een verstandige jongen, hij zal dat wel goed doen.

Heeft u nog zo’n stel trucs?

PA: Het zijn geen trucs, want de jongere heeft zich ook echt volwassener opgesteld en dat werkt altijd. Ik noem het liever ‘gouden regels’.

Regel één is ‘geef je ouders niet het gevoel dat ze opzij gezet worden’. Het is niet leuk voor ouders om opeens de indruk te krijgen dat je geen enkele rol meer speelt in het leven van je kinderen. Vertel liever aan je ouders dat je wilt leren om zelfstandig te zijn. Dan wordt het geen actie ‘tegen mijn ouders’ maar ‘voor mijzelf’, en dat klinkt heel anders. Bijvoorbeeld: je bent het beu om elke zaterdag na het uitgaan afgehaald te worden door je pa. Probeer dan uit te leggen dat je vindt dat je moet leren om zelf veilig thuis te raken.

Regel twee is ‘toegeven’. Zoals die jongen hierboven die naar Werchter wilde. Ouders verwachten alles behalve dat, en ze zijn er zo aangenaam door verrast, dat ze zich meteen een stuk positiever gaan opstellen. Uit onderzoek blijkt immers dat veel verboden van ouders voortkomen uit angst, uit ongerustheid en niet uit wantrouwen. Ouders zijn massaal gerust in hun eigen kinderen, maar extreem ongerust in andere jongeren. Nu hebben ze soms natuurlijk best reden tot ongerustheid, maar het verschil is toch opvallend. Een jongere die toegeeft neemt een extra stuk ongerustheid van zijn ouders weg. Hij neemt de angst van zijn ouders weg en bewaart toch zijn eigen agenda.

Regel drie is ‘als je iets doet tegen de afspraak, zoek dan zelf je eigen straf’. Neem het scenario van een meisje dat na het uitgaan een uur later thuiskomt dan de afspraak. Vroeg of laat gebeurt zoiets, dat is onvermijdelijk. Het meisje ziet geweldig op tegen de serenade die ze thuis ongetwijfeld zal te horen krijgen. Ze verzint excuses of leugens om eraan te ontsnappen. De ouders zijn heel ongerust en prepareren in gedachten een preek die indruk zal maken. Als het meisje dan thuiskomt en haar leugenverhaal afsteekt, worden de ouders nog woedender omdat ze weten dat ze haar niet kunnen geloven. Ze steken een tirade af, het meisje antwoordt even fel, en het einde van het verhaal is een straf buiten alle proportie. Het meisje maakte een strategische fout door niet zelf met een voorstel te komen. Stel dat ze bij het thuiskomen meteen zegt: ik weet het, ’t is te laat, en ’t is mijn schuld, ik had al gedacht: ik zal morgen de zolder eens opruimen. Dat ontlaadt de spanning enorm: de ouders zullen nog wel wat mopperen, maar waarschijnlijk zullen ze zich bij het voorstel van het meisje aansluiten. Het meisje gaf hiermee immers een teken van volwassenheid. Jongeren zouden veel minder moeten zeuren, maar veel meer proberen op een verstandige manier iets te bereiken: als een soort managers van hun eigen bedrijf, het gezin.

Zijn alle jongeren daar even goed in?

PA: We merken dat er een kloof groeit tussen jongeren die daarmee leren omgaan, die problemen op een verstandige manier leren bespreekbaar stellen, en anderen, die er niet in slagen problemen verbaal aan te pakken. Dat heeft te maken met hun achtergrond, maar ook met hun temperament.

Is het voor ouders mogelijk hun kinderen op te voeden zonder frustraties?

PA: Ik hoop van niet! Mensen die samenleven, doen leuke dingen met elkaar, maar vroeg of laat doen ze elkaar ook pijn. En dat is nodig, want anders groeien de jongeren op tot robots in plaats van tot mensen die gevoelig zijn voor het lijden van anderen. Ouders kunnen ook te ver gaan in het stellen van grenzen, maar als ze dat kunnen toegeven, heeft dat geen negatieve gevolgen. Het is pas gevaarlijk voor jongeren als hun ouders er de brui aan geven, als ze zo genoeg krijgen van al die ruzies dat ze het opgeven en alles toelaten en er niets meer mee te maken willen hebben.

Wanneer houdt de opvoeding door ouders op?

PA: Als jongeren 16-18 jaar zijn, zijn de ouders niet meer de beslissers maar de bijstanders van de jongere. Ouders of leerkrachten hebben dan een meer bescheiden rol. De opvoeding moet haar werk gedaan hebben, het hoofdwerk moet klaar zijn. Jongeren moeten dan hun eigen leven in handen nemen. Als opvoeder kun je dan niet meer zeggen: het kan alleen maar zo! Je kunt alleen een gesprek hebben over wat hun eigen dromen en ideeën daarover zijn en dan zeggen wat jij ervan vindt. Dat is iets heel anders.

Hoe komt het dat sommige jongeren lijken te zoeken naar extreme ervaringen, zoals drugs, geweld of criminaliteit? Kennen zij dan geen grenzen?

PA: Ik vind dat de maatschappij daar heel hypocriet in is. In veel gevallen ligt de schuld daarvoor bij volwassenen, die om welke reden dan ook geen grenzen hebben getrokken. Meestal omdat er aan jongeren goed verdiend wordt. In België is er een jaarlijkse omzet van 750 miljoen euro alleen voor tieners. Als er in Erfurt een 19-jarige zoveel mensen doodschiet, kan dat alleen omdat ergens een volwassene hem zonder vragen twee automatische wapens met een legale wapenvergunning heeft verkocht. Als jongeren gaan benji-springen in een auto, kan dat alleen omdat volwassenen dat organiseren en eraan verdienen. Als er geklaagd wordt over vandalisme van jongeren, moeten we eerst goed beseffen dat het voetbalhooliganisme hier op 3 weken tijd 25 miljoen euro kostte, en dan gaat het om 35-40-jarigen, dus vaders van jonge tieners. Jongeren houden de maatschappij een spiegel voor. Volwassenen stellen zichzelf geen grenzen, en kijken dan met valse verontwaardiging naar de grenzeloosheid van jongeren. Veel volwassenen zijn zelf alleen bezig met materiële dingen, hun volgende vakantie, alweer nieuwe meubels. Maar als jongeren alleen dromen van een gsm of een computer, spreken ze daar schande van. Volwassenen moeten zelf hun eigen normen en waarden hooghouden. Alleen dan kunnen ze duidelijk blijven over wat voor hen kan en wat niet.

In onze maatschappij is het grote ideaal dat je telkens opnieuw je grenzen verlegt. Bent u het daar mee eens?

PA: Natuurlijk is het goed dat je kunt blijven leren en met nieuwe dingen bezig zijn. Maar er is volgens mij toch een grens aan je ontwikkeling: ze mag die van anderen niet in de weg staan. Nu zie je in een bedrijf vaak dat er een groep is die macht heeft en haar grenzen verlegt, en een andere groep die onmachtig is en daaronder lijdt. Zoiets kan niet goed zijn. Die laatste groep krijgt geen respect en erkenning voor hun jarenlange inzet. De eerste groep verlegt haar grenzen enkel ten koste van de anderen. Dan zit er iets grondig fout.

Wat is volgens u de taak van het gezin voor jongeren van nu?

PA: Jongeren zijn nu op heel wat gebieden beter op het leven voorbereid dan 15 jaar geleden: ze zijn taalvaardiger, sociaal vaardiger, ze hebben een exacter wereldbeeld, ze steken meer op uit kranten en media, enzovoort. Hun mogelijkheden zijn in belangrijke mate verruimd en dat is zeker een pluspunt. Gezinnen van nu hebben een grote flexibiliteit: iedereen kan zijn eigen projecten en interesses uitbouwen. Dat is goed, maar toch is het belangrijk van elkaar niet uit het oog te verliezen. Als er met één van de gezinsleden iets belangrijks, positief of negatief, aan de hand is, moeten de anderen dit laten voorgaan op hun eigen plannen. Een ma die niet overwerkt omdat ze weet dat haar dochter verdriet heeft nu het uit is met haar lief. Een zoon die tijd maakt om naar het optreden van zijn pa in de fanfare te gaan luisteren. Zeker als de kinderen groter worden, is het goed om rituelen in te voeren. Niet te veel, maar genoeg. Bijvoorbeeld op vrijdagavond eten we altijd samen. Of de tweede week van juli is onze week om samen iets te doen. Dan geef je als ouders het signaal: we laten jullie opgroeien, maar we houden elkaar toch vast. Daar komt het op aan.

Reflector 02-03, Nummer 1

Reflector 1 Suggesties

Interview Peter Adriaenssens

De jongere als manager

Elke tijd en elke cultuur stelt zijn eigen grenzen aan jongeren. Grenzen van wat kan en wat niet, van wat goed is en wat daar tegenin gaat. Daarnaast moet elke jongere leren omgaan met zijn eigen grenzen. (vgl. Leerplan godsdienst 3.4.1 Omgaan met grenzen) Typisch voor jongeren is dat ze zich niet zomaar bij grenzen neerleggen. Professor Peter Adriaenssens, vanuit zijn jarenlange ervaring in kinderpsychiatrie een echte expert op dit gebied, stelt dat jongeren grenzen nodig hebben en gebruiken om volwassen te worden en eigen meningen en standpunten te ontwikkelen.

Tips voor verwerking

  1. Thuisopdracht: elke jongere krijgt de opdracht om aan (één van) zijn ouders te vragen welke grenzen voor hem of haar thuis vroeger niet bespreekbaar waren, en in hun gezin van nu wel. Bespreek de resultaten in een klasgesprek: welke evolutie is merkbaar?
  2. Klasdiscussie: kan de leerlingenraad op school mee beslissen over echt belangrijke onderwerpen? Probeer van tevoren de agenda’s van de afgelopen drie vergaderingen te verzamelen. Loopt het goed of moet er iets veranderen? Wat en hoe?
  3. Rollenspel: speel een rollenspel voor elk van de drie gouden regels. U kunt de klas in drie groepen indelen die elk een situatie uitwerken die één gouden regel aan bod laat komen. Bij elke voorstelling hoort een klassikale nabespreking:
    • Denk je dat deze aanpak beter werkt? Waarom?
    • Zou je dit ook bij jou thuis kunnen proberen?
  4. Lijstjes verzamelen: elke leerling maakt een lijstje van de rituelen in zijn of haar gezin, die ervoor zorgen dat de gezinsleden onderling verbonden blijven. Uitwisseling van de lijstjes in kleine groepjes. Eventueel selecteert elk groepje het origineelste of haalbaarste ritueel om het aan de klas voor te stellen en er een reclamecampagne rond op te zetten.

Peter Adriaenssens is vanuit zijn ervaring sterk gericht op communicatietechnieken. Natuurlijk mag je niet uit het oog verliezen dat hiermee ook niet alles kan opgelost worden. Vooreerst zijn er de beperkingen van de gesprekspartners: hun karakter (kan zich misschien niet zo vlot uitdrukken), hun opvoeding (kreeg thuis meteen straf, zonder commentaar), hun humeur. Bovendien is er vaak onwil om echt in een dialoog te investeren. Sommige situaties zijn zo verziekt dat communicatietechnieken alleen de zaak niet kunnen recht breien. Soms zijn dingen voor iemand letterlijk onbespreekbaar. Vanuit hun achtergrond grijpen mensen soms sneller naar geweld of een scheldpartij dan naar dialoog. Toch blijft ook in al deze gevallen een oplossing eerder in zicht als er nog sprake is van een gesprek tussen de partners.

Peter Adriaenssens stelt dat mensen in onze tijd veel minder vastgeprikt worden op de ‘grens’ van het opleidingsniveau die ze bereiken op jonge leeftijd. Door tweedekansonderwijs, volwassenenonderwijs en navorming tijdens het hele verdere leven, blijven de kansen voor iemand die het bijvoorbeeld in zijn jeugd erg moeilijk heeft gehad, meer open. Je hoeft als jongere ook niet meer zo snel te kiezen: een aanvullende studie of een opleiding tijdens de job zijn veel gebruikelijker dan vroeger. Toch blijkt dit in de praktijk slechts gedeeltelijk waar: wie zijn basisopleiding gemist heeft, kan meestal slechts met veel moeite een vergelijkbare opleiding halen. De schade kan beperkt, maar niet weggewerkt worden. En eeuwig blijven studeren of de stap naar het beroepsleven blijven uitstellen werkt op de duur contraproductief: wie te oud wordt, mist op het juiste moment de nodige ervaring. Misschien moeten volwassenen ook hier grenzen stellen voor jongeren!