Kolet Janssen

auteur

Bijbel

Schrijfsels > 4-12 jaar  >  Bijbel

David en Goliat
1 Samuël 17

Maanden later was er oorlog tegen de Filistijnen. Er was een man, die Goliat heette, en zo groot en sterk was als een reus. Niemand van de Israëlieten durfde tegen hem te vechten. David zat nog niet in het leger omdat hij daar nog te jong voor was. Zijn drie oudste broers waren wel soldaat. Op een dag stuurde Isaï zijn jongste zoon David met eten naar het legerkamp. Toen zag David Goliat.

‘Ik wil met hem vechten!’ riep hij uit. ‘God zal mij helpen!’

Koning Saul hoorde wat David zei. ‘Jij bent toch veel te klein en te zwak voor zo ’n vechtjas als Goliat’, zei hij. ‘Die reus maakt binnen het kwartier gehakt van jou!’

Maar David antwoordde: ‘Als ik bij de schapen ben, moet ik, om hen te beschermen, soms ook vechten met beren of leeuwen. Ik durf het best tegen Goliat opnemen.’

David kreeg de helm, het schild en het zwaard van Saul zelf. Maar toen hij de helm had opgezet en het schild had vastgepakt, kon hij geen stap meer zetten, zo zwaar was het. En het grote zwaard van Saul kon hij niet eens met twee handen optillen. ‘Zo gaat het niet’, hijgde David. Ik ga gewoon als mezelf. God zal mij wel helpen.’ En hij trok alles weer uit en nam zijn zelfgemaakte slinger. Daar oefende hij vaak mee als hij op de schapen paste. In de beek zocht hij vijf gladde stenen.

Toen Goliat op hem afkwam, slingerde David vlug een steen naar hem toe met zijn slinger. De steen trof Goliat hard tegen zijn voorhoofd en hij viel morsdood neer. De Filistijnen sloegen op de vlucht. Toen pas voelde David hoe zijn benen trilden. Hij ging op de grond zitten. ‘Dankjewel, God’, fluisterde hij. ‘Het is gelukt!’

Natuurlijk was er toen feest en Isaï was zo trots als een pauw op zijn zoon.

De mensen maakten liedjes over de heldendaden van David. Daarbij overdreven ze wel eens een beetje. ‘Saul versloeg duizend vijanden, en David tienduizend!’ zongen ze. Koning Saul werd nijdig als hij dat liedje hoorde. Diep in zijn hart was hij jaloers op David.

Het piepkleine zaadje
Marcus 4,30-33

Jezus nam voorzichtig iets tussen zijn duim en zijn wijsvinger en stak het in de lucht. ‘Kunnen jullie zien wat ik hier vasthoud?’ vroeg hij. De mensen op de voorste rijen tuurden met samengeknepen ogen. ‘Een kruimeltje brood!’ riep een vrouw. Jezus schudde zijn hoofd. Wat hield hij toch in zijn hand?

Hij legde het voorzichtig in de palm van zijn hand en liet het aan de mensen zien. ‘Een klein zaadje’, zei een man. ‘Een mosterdzaadje!’ riep een jongen opeens uit. ‘Dat heeft mijn opa me geleerd.’

‘Precies!’ zei Jezus. ‘Het is een mosterdzaadje. Het is één van de kleinste zaadjes die er bestaan. Als je niet oppast, waait het weg.’ Hij sloot snel zijn handpalm en de mensen glimlachten.

‘Wat denken jullie, komt er uit zo’n piepklein zaadje dan ook een klein, armzalig plantje?’ vroeg hij hen.

‘Helemaal niet!’ riep de jongen uit. ‘In de tuin van mijn opa staat een mosterdboom. Die is heel hoog en heeft wel honderd takken. Er zitten drie vogelnesten in, zo groot is hij!’

Jezus lachte. ‘Dat heb je goed gezegd’, zei hij. ‘Dus ook uit een klein zaadje kan een machtige boom groeien. Zo is het ook met het Rijk van God. Vergeet dat nooit. Je mag nooit de moed verliezen. Beetje bij beetje wordt de wereld meer en meer een plaats van vrede en geluk voor iedereen. Waar er geen pijn meer is en geen verdriet. Een plaats waar iedereen gelukkig is. Als je het bijna bent vergeten, moet je snel even denken aan dit mosterdzaadje.’

Jezus nam de hand van de jongen vast en legde het mosterdzaadje op zijn handpalm. Daarna sloot hij de vingers van de jongen eromheen. ‘Het wordt een grote boom’, zei hij glimlachend. De jongen liep weg met zijn gesloten hand voor zich uit, alsof hij er een schat in bewaarde.

Hosanna! Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen. Van In, 2014