Blond
Voor leeftijd: 14 jaar en ouder
Auteur: Kolet Janssen
Uitgegeven door Averbode (in de reeks Fahrenheit 14+)
2002
68 pagina’s
ISBN 90-317-1866-1
Een mysterieus en spannend griezelverhaal met een gezonde dosis humor
De blonde Daisy heeft een druk leven: ze werkt in een bakkerij, ‘s avonds gaat ze uit en de overblijvende uren vult ze met haar vriend Tom. Een boeiend leventje dus, tot ze die mysterieuze man voor de eerste keer ziet! Plotseling overkomen haar allemaal geheimzinnige ervaringen, waar niemand een verklaring voor kan vinden…
Het begin van een spannend en vreemd avontuur!
Blond is een verhaal van Kolet Janssen en dat merk je! Haar typische ingrediënten – humor en mysterie – zijn allebei overvloedig aanwezig en maken van Blond een knotsgekke thriller.
Verkrijgbaar via
- de bibliotheek
Leesfragment
Pauline knikte kort toen Daisy de deur van de bakkerswinkel openduwde.
‘Heb je je bromfiets opzij gezet?’ vroeg ze.
‘Ja hoor!’ riep Daisy.
Ze liep meteen door naar achter, waar ze haar jas aan de kapstok hing, haar helm opborg en een schortje voordeed. Patrick knipoogde naar haar, terwijl hij voorbijreed met een kar verse broden. Hij was laat vandaag.
Daisy snoof. Wat rook het toch lekker, dat verse brood! Na al die maanden dat ze hier in het weekend werkte, kon ze er nog steeds van genieten. Alleen jammer dat je bij een bakker altijd zo vroeg moest beginnen. Haar vriendin Anneleen werkte in een boetiek en die moest er nooit voor elf uur zijn. Maar ja, alles had zijn voor- en zijn nadelen.
Een jongen van een jaar of tien kwam binnen en vroeg een Zwarte-Woudbrood en twee puddingkoeken. Pauline hielp hem.
‘Doe jij eerst de bestellingen’, zei ze. Het lijstje lag klaar. Tien stokbroden voor een zekere Pieters, en vijf verschillende soorten koeken voor Dumarsin. Daisy stopte alles in zakken en niette de kassabon eraan vast. Het was niet druk. Op zaterdag kwamen de mensen meestal druppelsgewijs. Niet in drommen zoals op zondag. Op zaterdag sliep iedereen uit in zijn eigen tempo. Vroege vogels die naar de supermarkt wilden voor de grote drukte of een klus wilden aanpakken. Daarna de mensen die de dag gewoon wilden doorlummelen, zonder speciale plannen. En tegen de middag vrouwen die boodschappen deden voor een etentje met vrienden diezelfde avond.
Daisy keek door het etalageraam. Als ze zich uitrekte, kon ze nog net het achterspatbord van haar bromfiets zien. Pauline wilde niet dat ze hem voor het raam zette. Dat waren de parkeerplaatsen voor de klanten, zei ze. Maar Daisy wilde haar bromfiets wel een beetje in de gaten kunnen houden. Haar hele spaargeld zat erin, helemaal hier in de bakkerswinkel bij elkaar verdiend.
Een vrouw van een jaar of veertig vroeg een zevengranenbrood. Dat was er alleen op woensdag, vrijdag en zondag. Daisy somde de broden op die er een beetje op leken, maar de vrouw keek ongelukkig. ‘Geef me dan maar een gewoon wit brood’, zei ze.
Daisy draaide zich om om een zak te pakken en sloeg haar ogen omhoog. Sommige mensen wisten echt niet wat ze wilden!
‘Ik ga even naar achter’, zei Pauline toen de vrouw de winkel uit was. ‘Kevin had keelpijn vanochtend. Ik wil even kijken hoe het met hem gaat. Als het opeens druk wordt, roep je me maar.’
Drie vriendinnetjes van een jaar of twaalf fladderden naar binnen en wezen door de glazen toonbank naar de snoepjes en bonbons. ‘Die groene in dat papiertje’, zei de ene. ‘Nee, bah, die chocoladeschelpjes vindt ze vast veel lekkerder’, zei de andere. Uiteindelijk werd het een piepklein doosje truffels. Daisy maakte er een mooi pakje van.
Ze haalde een nieuwe voorraad doosjes uit de hoge kast linksboven en zette ze klaar onder de toonbank. Toen ze opkeek, stond er een man vlak voor haar. Ze had hem niet horen binnenkomen.
Hij had heel lichtblauwe ogen waarmee hij haar indringend aankeek, zonder te glimlachen.
Daisy rilde en keek naar de deur, maar die was dicht.
De man staarde haar nog steeds aan zonder iets te zeggen.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg ze beleefd. Hij droeg een onopvallende grijze regenjas.
De man antwoordde niet, maar zijn blik gleed over de rekken met broden achter haar.
Daisy wachtte, maar er kwam niets. ‘Een lang wit misschien’, stelde ze uiteindelijk voor. ‘Dat is wat de meeste mensen nemen.’ Ze schuifelde met haar voeten. Die man maakte haar ongemakkelijk.
De blik van de man dwaalde terug naar Daisy. Hij opende zijn lippen, waardoor zijn tanden zichtbaar werden. Witte, regelmatige tanden, zag Daisy, maar het leek alsof het er op een of andere manier te veel waren voor zijn mond.
‘Een klein volkoren’, zei de man uiteindelijk. ‘Niet gesneden, dat doe ik zelf wel.’ Hij maakte een grimas waardoor nog meer tanden tevoorschijn kwamen.
Daisy stopte het broodje snel in een zak en rekende af. De man betaalde precies gepast. Hij nam de zak met het brood in zijn hand, maar ging niet weg. Opnieuw staarde hij haar aan alsof hij niet genoeg van haar kon krijgen. Daisy kreeg er de kriebels van. Ze groette en draaide zich om. Ze pakte stoffer en blik en begon de kruimels weg te vegen van de broodsnijmachine. Uit haar ooghoeken zag ze hoe de man nog even bleef staan, maar zich daarna langzaam omkeerde en de deur uitliep. Ze keek hem na, maar hij sloeg meteen een zijstraat in.
‘Koorts natuurlijk’, zuchtte Pauline. ‘Ik had het kunnen denken. En net nu het zo druk is!’
‘Er was hier een rare man’, zei Daisy langzaam. Ze wist niet goed hoe ze het moest uitleggen.
Pauline keek op. ‘Deed hij iets?’
Daisy schudde haar hoofd. ‘Nee, maar hij keek me de hele tijd zo vreemd aan.’
Pauline haalde haar schouders op. ‘Gewoon een ouwe vent die graag eens naar een jong meisje kijkt’, zei ze. ‘Je moet ze iets gunnen als je in de winkel staat!’
‘Nee,’ zei Daisy, ‘zo was het niet. Zo keek hij niet naar mij. Meer… alsof hij me in stukjes ging snijden!’
Pauline lachte. ‘Ben je naar een griezelfilm geweest gisteren?’
Daisy lachte ook. Maar toch had ze gelijk. Een paar jaar geleden hadden ze in de biologieles een kikker ontleed. Zij had medelijden gehad met het arme beest, ook al was het dood. Maar Sercu van biologie had met schitterende ogen gepraat over de spieren en het darmkanaal. Precies zo had die man naar haar gekeken, alsof zij een kikker op een glasplaat was, klaar om ontleed te worden.
Buiten reed een jongen op een bromfiets voorbij. Zijn helm had dezelfde kleur als die van Tom, rood als rodekool. Maar het was Tom niet. Die kwam straks pas, als zij hier klaar was. Vanavond gingen ze uit, zoals bijna altijd op zaterdag. Maar vanmiddag was extra. Toms ouders waren een weekend weg, zijn broer logeerde bij een vriend en daarom bleef zij vanmiddag bij Tom. Ze zouden samen Frans leren, dat was de officiële versie. Maar Daisy dacht niet dat daar veel van zou komen. Toms ouders hadden de badkamer helemaal vernieuwd. Er stond nu een groot ovalen bad, waar je makkelijk met zijn tweeën in kon en dat bovendien kon bubbelen. Ze had er nog niets van gezegd tegen Tom, maar dat leek haar leuker dan Frans. Ze dacht niet dat Tom er iets op tegen zou hebben.
Recensie
Behalve weekendwerk in een bakkerij, brengt Daisy haar vrije tijd graag door met haar vriendje Tom. Alles loopt best naar hun zin tot op de dag dat een vreemde man bij Daisy een brood bestelt. Met zijn lichtblauwe ogen kijkt hij haar indringend aan. Op een manier waarvan haar lichaam huivert. Voor Daisy een begin van een nachtmerrie…
Vanaf het begin word je meegezogen in het mysterieuze verhaal. De spanning wordt subtiel opgebouwd. Het blijft erg vaag en geheimzinnig tot het verrassende einde. Het verhaal is eigentijds en ligt in de lijn van science fiction. Een vlotgeschreven verhaal dat jongeren zeker zullen smaken!
Pluizuit 2002