De groene vijand
Voor leeftijd: 9 jaar en ouder
Auteur: Kolet Janssen
Illustrator: Anne Westerduin
Uitgegeven door Maretak
2004
96 pagina’s
ISBN 90-437-0212-9
Spannend en soms griezelig verhaal over planten die onstuitbaar groeien
Marius is net verhuisd en in zijn nieuwe huis doen de planten het opeens erg goed. En buiten ook, en bij de buren, en op school. Ja, echt overal groeit en bloeit het. De mensen zijn verbaasd en blij: zo’n prachtige lente hebben ze nog nooit meegemaakt. Maar het groeien gaat maar door en er gebeuren ongelukken. Marius vermoedt dat er iets ernstigs aan de hand is, en dat de boom voor zijn raam ermee te maken heeft. Maar dat kan toch niet, een boom met griezelige takken die je kamer indringen…
Verkrijgbaar via
- Jeukiboek (verdeler van Maretak in België)
- de bibliotheek
Leesfragment
Marius leunde met zijn voorhoofd tegen het koude glas van het raam van de woonkamer. Hij hoopte dat zijn
hoofdpijn zo zou weggaan. Hij wilde geen hoofdpijn hebben. Zijn moeder had vaak hoofdpijn. Nu ook. De verhuizers
waren nog niet weg of ze lag al als een verlepte tulp op de bank met een arm over haar voorhoofd. En hij had
nog wel gehoopt dat het beter zou gaan in het nieuwe huis.
Marius klom de twee trappen op naar wat zijn kamer moest worden. Ze was veel kleiner dan in het oude huis.
Maar er was een groot raam met een boom ervoor. En een muurkast. ‘Je zult eens zien hoeveel plaats je uitspaart
met een muurkast,’ had zijn moeder gezegd. Marius staarde naar de witgelakte panelen. De muurkast zag eruit als
een extra deur in zijn kamer. Maar daarachter zat een diepe kast met dikke, brede planken. Hij kon er meer in kwijt
dan hij had.
Marius ging op de vloer van zijn kamer zitten, met zijn rug tegen het bed. Dat hadden de verhuizers op zijn verzoek
voor het raam gezet. Hij hoopte dat hij vanuit zijn bed de maan zou kunnen zien. Tegen de andere muur
stonden zijn bureau en zijn boekenkast. Helemaal leeg. In het midden van de kamer stonden zes dozen. Daarin zat
zijn hele bezit: boeken, speelgoed, kleren, lakens en posters. Marius schopte zachtjes tegen één van de dozen. Zou hij ze wel uitpakken? Deze lege kamer had wel iets. Als hij nu alleen uitpakte wat hij echt nodig had… In de doos die niet goed dichtzat, zaten zijn dekbed en zijn lakens. Hij zou beginnen met zijn bed op te maken. Dat overtrek in de kleuren van water, waar zat dat ergens? Hij werkte hard door en maakte zijn bed helemaal op.
Ziezo, dat scheelde een stuk. Hij leunde weer tegen het raam. Zijn hoofdpijn was weg. Hij hield ervan om naar de boom te kijken. De boom was te groot voor een voortuin, had mama meteen gezegd. Marius wist niet wat voor boom het was. In de winter waren alle bomen kaal. Zijn naakte takken wezen zwijgzaam omhoog. Februari was het, het zou nog een hele tijd duren voor hij bladeren kreeg. Dan zou hij kunnen opzoeken wat voor boom het was.
Een droge tik tegen het raam deed Marius opschrikken. Hij deinsde achteruit. Het was de boom. Met zijn verste takken raakte hij het raam als het waaide. Vreemd. Het waaide helemaal niet. Marius keek nauwkeurig naar de boom, maar die stond bijna stil. Alleen zijn onderste takken leken een beetje te schommelen, alsof ze in zichzelf zaten te lachen. Met een ruk trok Marius de gordijnen dicht. Het hielp niet veel. De vorige huurders hadden deze lichtgele gordijnen laten hangen. Ze waren zo dun en licht, dat je er bijna doorheen kon kijken. ‘Later maak ik nieuwe,’ had mama gezegd. Maar Marius vreesde dat dat nog wel een poosje kon duren. Mama had een nieuwe baan in het ziekenhuis van deze stad. Daarom waren ze verhuisd. Papa woonde nog in de oude stad, met zijn vriendin en hun zoontje. Marius ging er om de twee weken een weekend heen. Alleen nu niet, want papa was voor drie weken op reis voor zijn werk.
Overmorgen ging Marius naar een nieuwe school. Niet dat hij daar veel zin in had.
‘Marius!’ De stem van zijn moeder onderaan de trap.
Marius liep de deur van zijn kamer uit en draaide zich nog even om. Veel had hij nog niet uitgepakt. Nou ja, hij kon slapen, dat was een begin. De rest kwam later wel. Op de overloop zag hij door het raam dat er in de tuin van de buren iemand naar hem keek. Een meisje met korte, blonde haren. Marius deed alsof hij haar niet zag.
Recensie
‘De groene vijand’ van Kolet Janssen wordt als ‘fantasie’ gepresenteerd. Het laat zich inspireren door aloude legendes over de gevaren van de wilde, overwoekerende natuur, met als nieuw element een dun ecologisch randje. Die wilde natuur wordt in dit verhaal gevormd door huis- en tuinplanten die plots geweldig beginnen te groeien zodat ze het dagelijkse leven van de mensen ontregelen. De daders van die groeirevolutie zijn wandelende en sprekende bladeren, Wikke en Klaver. Ze komen van een andere planeet en zaaien krachtige FIT-korrels uit. Hun uitvalsbasis is de ingebouwde kast in de kamer van Marius, een jongen die nog maar net naar dit huis is verhuisd. Samen met zijn nieuw buurmeisje Emma komt hij achter het complot van de bladrebellen. Hun ouders kunnen ze niet overtuigen, die zijn te gecharmeerd door de woekerende planten. Ze vinden wel bondgenoten in een juf en een politie-inspecteur. Eind goed, al goed, tenzij…
Chris Bulcaen
De Leeswelp, 31 december 2004