Het duivelskind
Voor leeftijd: 13 jaar en ouder
Auteur: Kolet Janssen
Omslagillustratie: Marijke Meersman
Uitgegeven door Davidsfonds
1991, 1995 (herziene druk), 1997
152 pagina’s
ISBN 90-6565-833-5
Een boek over angst, wreedheid en hebzucht, maar ook over liefhebben en houden van het leven
De veertienjarige Anneken Faes Brosis uit Nijlen wordt in 1589 gearresteerd op beschuldiging van hekserij.
Haar moeder en stiefvader doen niets om haar aanhouding te beletten. Ze lijken opgelucht dat ze van dat vreemde, moeilijke kind verlost zijn. Anneken staat er nu helemaal alleen voor. Ze belandt in de gevangenis en wordt er gefolterd. De rechters willen van Anneken horen wie haar in contact gebracht heeft met de duivel. De bijgelovige dorpelingen uit Nijlen volgen het wrede heksenproces in Lier van nabij. Angst en afgunst hebben de bevolking in hun ban. Het duivelskind is een op historische feiten gebaseerd verhaal. Een aangrijpend en gedocumenteerd historisch boek voor jongeren vanaf 13 jaar.
Verkrijgbaar via
- de bibliotheek
Leesfragment
Er was een grote brandstapel opgericht, met een hoge staak in het midden. Bossen stro en takken lagen klaar. Twee vrouwen wurmden zich naar voren om een goed plaatje te bemachtigen. Door het gedrang verloren ze bijna hun evenwicht. Opeens golfde de hele menigte achteruit. Een man te paard liep stapvoets langs de eerste rij om plaats te maken vooraan. “Hé,” riep Gertrui, “Dat is Laureyns Schildekens, een neef van mijn man. Hij is kolfdrager en moet hier zeker de orde handhaven.” In het gewoel kwam een onverwachte opening vrij en ze slaagde erin helemaal vooraan een plaatsje te bemachtigen. De mensen naast hen wilden protesteren, maar toen Geertrui vriendschappelijk zwaaide naar de kolfdrager, zwegen ze maar. De stemming was gespannen, maar toch vreemd uitgelaten. De mensen riepen elkaar over en weer toe op een schrille toon. Hier en daar ontstonden kleine schermutselingen. Vlakbij het Belfort prees een man luid roepend de schamele bezittingen van Cathelyne aan. De mensen drongen dicht om hem heen en vergaapten zich aan Cathelynes bezittingen. Een man kneep keurend in de poten van de geit. Twee vrouwen trokken om ter hardst aan een diepblauwe jurk, tot de man er een eind aan maakte. Er werd flink geboden. De man kende zijn vak. Binnen de kortste keren was alles uitverkocht. Veel zou het niet hebben opgebracht, dacht Lysbeth. Maar wat een schande voor een trotse vrouw als Cathelyne als je huisraad zo op straat werd gebracht!
Na een hele tijd wachten kwam er opeens een kar aanrijden. De mensen werden stil en keken reikhalzend toe. Het was Cathelyne. Met haar handen op de rug gebonden zat ze op de kar. Ze droeg een doek over het hoofd. Gemompel gonsde door de menigte. Cathelynes kin stak in de lucht en ze keek roerloos recht omhoog. Ze kijkt naar de blauwe lucht en naar de zon, dacht Lysbeth. Zou ze niet bang zijn? Waar zou ze nu aan denken? De kar hield halt bij de brandstapel. Een priester legde zijn handen op Cathelynes hoofd en begon te prevelen. Haar ogen dwaalden ongeïnteresseerd rond. Het volk dromde dichterbij om niets te missen. De kolfdrager liet zijn paard dreigend op de mensen afkomen. Sommigen riepen luidkeels naar Cathelyne: “Heks!” en “brandstichtster!” Ze riepen ook: “Nu krijg je je verdiende loon!” Iemand scandeerde: “Dood aan de heks!” en onmiddellijk werd zijn roep door een hele groep mensen overgenomen. Lysbeth huiverde.
In een flits zag ze Hans, die huilend de handen tegen zijn oren drukte. Cathelyne werd naar de staak gebracht. De beul haalde een blinddoek te voorschijn. Nog eenmaal keek Cathelyne om zich heen, alsof ze alles voor het laatst heel goed in zich op wilde nemen. Leek het maar zo of vernauwde haar ogen werkelijk toen ze Lysbeth zag staan? Lysbeth klemde Broos dicht tegen zich aan. Even had ze spijt dat ze hem meegenomen had. Stel je voor dat die heks hem betoverde! Maar het was al voorbij. Nog even keek Cathelyne verwonderd om zich heen. Dan maakte de beul de blinddoek vast en knoopte de touwen van Cathelynes handen om de staak. Ook om haar voeten, haar middel en haar borsten kwamen touwen die haar aan de brandstaak moesten vastmaken. De priester sprak nog een laatste zegening uit. Toen draaide de beul een knopentouw Om Cathelynes hals en ging voor haar staan. Met enkele efficiënte bewegingen trok hij het touw om haar hals strak en draaide het dan rond. Heel even ging er een stuiptrekking door Cathedlynes lijf. Dan was de lucht voorgoed afgesneden. Haar hoofd met de blinddoek zakte voorover. Cathelyne, de heks van Nijlen, was er niet meer. Het volk gonsde opgewonden. Het gebeurde tenslotte niet elke dag dat er iemand werd terechtgesteld. Lysbeth was Geertrui in het gewoel kwijtgeraakt. Broosje was wakker geworden en keek met grote ogen om zich heen. Lysbeth was bang dat hij platgedrukt zou worden en stak haar ellebogen beschermend vooruit. De beul haalde een ijzeren pot, waarin een vuurtje smeulde. In zijn handen hield hij drie fakkels, die hij één voor één in brand stak. Toen legde hij de fakkels tussen het stro van de brandstapel. Heel even gebeurde er niets. Plotseling sprong het vuur over op het stro en het laaide hoog op. Rookwolken onttrokken Cathelyne bij tussenpozen aan het gezicht. Lysbeth voelde zich misselijk. Het is maar een lijk, hield ze zichzelf voor. Cathelyne is al dood; die voelt er niets meer van! Maar de vlammen joegen angstaanjagend naar boven. Toen het vuur Cathelynes voeten bereikte, drukte Lysbeth vol afschuw een vuist tegen haar mond. Ze klemde Broosje met zijn gezicht tegen haar borst. Wat afschuwelijk! Ze wilde weg, maar aan alle kanten stonden mensen als muren om haar heen. In een waas van tranen zag ze hoe Cathelyne langzaam maar zeker verkoolde. Toen onttrokken dichte rookwolken de levenloze figuur aan de staak helemaal het gezicht. Huilend baande Lysbeth zich een weg door de menigte. Af en toe keek iemand haar verwonderd aan. Maar meestal zag men haar niet eens. Het viel haar op hoe alle mensen als verlamd naar het schouwspel staarden, ook toen er door de rook niets meer te zien was. Ze bleven staren naar het vuur, in de hoop toch nog een glimp van de heks op te vangen.
Lesbrief :
Frank Pollet, [i.s.m. Patrick Van Lysebetten ]: didactische verwerking van het gelijknamige jeugdboek door Kolet Janssen, Davidsfonds-Infodok, Leuven, 1993 (Deeltje voor de leerkracht: C.I.S. vzw Onderwijs-Service, Waasmunster/Leuven, 1993) – 2de druk 1995)
Recensie :
Voor deze historische roman vertrekt Kolet Janssen van gegevens die ze gevonden heeft in het register van de schout en de schepenen van Lier en in de procesdossiers en de rekeningen van de markgraaf van het Land van Rijen. Met een kaartje, een citaat uit authentieke procesteksten en de precieze datering van het gebeuren legt ze duidelijk de band tussen verhaal en werkelijkheid. De reële heksenprocessen tegen Anneken Faes Brosis en Cathelijne van den Bulcke vormen de basis van dit boek. In Nijlen wordt het schriele, nogal eenzelvige en weinig sympathieke Anneken Faes thuis stilaan de deur uitgewerkt door haar stiefvader Lenaert. Tijdens de hongerwinter van 1586 (ze was toen pas 11) wordt ze naar Holland op bedeltocht gestuurd. Bij haar terugkeer, is de relatie met Lenaert zo slecht dat Anneken opgevangen wordt door Cathelijne van den Bulcke, de kruidenvrouw, die in iets betere omstandigheden leeft dan de andere arme dorpelingen. Cathelijne leert Anneken heel wat over de kruiden en wil haar ook inwijden in de geheimen van het verbond met de duivel. Daar schrikt Anneken echter voor terug. Toch wordt ze door de buren beschuldigd van duivelscontacten en hekserij. Ze wordt aangehouden, in de kerker opgesloten en onderworpen aan een verhoor met tortuur. Verscheurd door pijn en angst beschuldigt ze Cathelijne ervan haar heksenpraktijken geleerd te hebben en in contact te hebben gebracht met de duivel. Cathelijne wordt daarop aangehouden, verhoord en gefolterd. Ze bekent alles en wordt veroordeeld tot de brandstapel. Anneken krijg genade omdat ze slechts kleine vergrijpen heeft gepleegd en blootgesteld was aan de slechte invloed van Cathelijne. Uitdagend, verbitterd en verlaat ze de kerker op weg naar een onzeker toekomst. Het boek overspant de periode van 26 augustus 1589 tot 20 april 1590, de maanden dat Anneken gevangen zat. In de verschillende hoofdstukken van het boek komen de belangrijkste personages om de beurt aan het woord: Willem Brant, de welvarende schout, die zich terdege bewust is van zijn belangrijke taak de hekserij te bestrijden; Lysbeth Strijckaerts, Annekens verbitterde moeder zelf; Magdaleen Andries, vriendinnetje van Anneken Faes en liefje van Cathelijnes zoon en tenslotte Cathelijne. Het milieu waarin Anneken opgroeide, heeft een belangrijk aandeel in de evolutie van het jonge meisje tot heks. Dat gold trouwens ook voor Cathelijne wier moeder ooit als heks verbrand werd. Centraal in het hele verhaal staat de aanklacht door de buren en bekenden die meestal voortsproot uit eigenbelang. Het procédé met de hoofdstukken geschreven vanuit verschillende gezichtshoeken biedt het voordeel dat de lezer makkelijker te weten komt hoe elk van de personages echt is en wat de anderen van hem of haar denken. Soms wordt één gebeurtenis van twee kanten belicht, waardoor duidelijk wordt dat niemand het patent heeft op de waarheid. In het proces tegen Anneken en Cathelijne laat Kolet Janssen de angst van de rechters voor de vrouw en hun seksuele frustraties terecht een belangrijke rol te spelen. Voor de schout “zijn meisjes mooi als ze nederig en verlegen zijn”. Bij de realistisch afgrijselijke tortuur worden vrouwen extra gekweld en vernederd. De schrijfster maakt duidelijk hoe vrouwen het in het verleden en meer bepaald in de harde tijd van de rebellie van de Nederlanden tegen Spanje extra moeilijk hadden. Hun kinderen stierven als vliegen en hun man en zonen werden zonder pardon door de Spaanse soldeniers over de kling gejaagd. De aandachtige jonge lezer biedt dit boek alles bij elkaar veel informatie en stof tot bezinning, niet alleen over de realiteit van ons lang niet zo romantische verleden, maar ook over de drijfveren die toen en vandaag nog de relatie tussen mensen en tussen de geslachten regeren. Het boek verschaft op die manier inzicht in de in vele opzichten nog steeds onterecht inferieure plaats van de vrouw in onze maatschappij. Door de tekening van de onmenselijk wreedheid in ons toch nog niet zo lang voorbije verleden, wekt de auteur ook enige nederigheid bij de beoordeling van de hedendaagse wreedheden in andere gewesten van Europa of de wereld. Het verhaal doet bij jongeren zin voor historisch perspectief en voor relativering van de eigen cultuur ontstaan. Het werd in een behoorlijk en vlotlezend Nederlands geschreven.
Herman de Graef
Jeugdboekengids, 1992
De schrijfster heeft voor dit verhaal inspiratie gezocht en gevonden in de catalogus van de tentoonstelling ‘Heksen in de Zuidelijke Nederlanden’ (Brussel, Rijksarchief, 1989). Zij vertelt het waargebeurde verhaal, uit de Spaanse tijd, van een veertienjarig meisje uit Nijlen. Na het neerslaan van de opstand draait het repressieapparaat op volle toeren. Geuzen en heksen komen massaal op de brandstapel terecht. Zelfs kinderen worden opgepakt en gefolterd. De schrijfster tracht te verklaren hoe rechters in die tijd tot dergelijke dingen in staat waren. In elk hoofdstuk volgt zij de gedachtegang van één van haar personages. Een aangrijpend historisch verhaal.
Gonda Lesaffer
Pluizer, 1992, 1
Over het boek
Heksenprocessen
Waren de mensen in de middeleeuwen achterlijk? Geloofden ze dat er vrouwen waren die een heel dorp konden betoveren? Dat die vrouwen een verbond hadden gesloten met de duivel? Die arme vrouwen werden bestempeld als heksen en op de brandstapel gegooid. Daar moet je echt wel gek voor zijn!
Horoscopen
Van wat hierboven staat, klopt niet veel. Eerst en vooral speelde de grote periode van heksenvervolging in onze streken zich niet af tijdens de middeleeuwen, maar daarna: in de zestiende en zeventiende eeuw. Verder is bijgeloof en het geloof in hekserij iets van alle tijden: we vinden er getuigenissen over van in de verre oudheid tot op onze dagen. Wie last had van hoest en verkoudheid, was gebaat bij een drankje van vlierbloesem. Wie bang was voor ‘boze krachten’ in zijn huis, begroef gewoon een zakje zout onder de drempel. Hoe meer onwetendheid er was, hoe vaker mensen op zoek gingen naar bovennatuurlijke verklaringen en hulpmiddelen. Ook in onze tijd zie je hoe mensen hun toevlucht nemen tot allerlei vreemde praktijken als bijvoorbeeld de klassieke geneeskunde niet meer helpt. Of als de problemen waar ze mee worstelen hen boven het hoofd groeien. Dan scoren waarzeggerij, contacten met helderzienden of kaartleggers opeens hoog. En wees eens eerlijk: heb je zelf nog nooit nieuwsgierig je horoscoop gelezen?
Op de brandstapel!
In de zestiende en zeventiende eeuw waren de mensen dus net zo bijgelovig als in de eeuwen daarvoor of daarna. Waarom kwam het dan precies toen tot zo’n massale heksenvervolgingen? Dat ligt aan de houding van de overheid: zowel de burgerlijke als de kerkelijke.
Normaal gezien speelden die eerder een temperende rol. Ze brachten de gemoederen tot bedaren als er ergens iemand verdacht werd van toverpraktijken die andere mensen schade zouden hebben berokkend. Maar de tijden waren slecht: door de aanhoudende gevechten tussen aanhangers van de Noordelijke Nederlanden en de Spanjaarden was er veel verwoest: huizen en kerken, veemarkten en textielwerkplaatsen, akkers en boerderijen. Er was hongersnood en ziekte. Ook voor de Kerk waren het moeilijke tijden: er waren voortdurend conflicten tussen katholieken en protestanten.
Iedereen wilde rust. En dus moest er streng opgetreden worden tegen iedereen die de rust verstoorde: tegen ketters, maar ook tegen heksen. Paus Innocentius VIII vaardigde een bul uit om hekserij zonder pardon uit te roeien. Ook de burgerlijke overheid wilde elke vorm van hekserij zo snel mogelijk de kop indrukken.
Voor de rechtbank
Toch was heksenvervolging meestal geen wilde jacht van woedende dorpelingen, die zich op een arme vrouw stortten. Ook toen was er in onze streken al een lange traditie van rechtspraak. Een heksenproces begon altijd met een aangifte. Meestal dienden enkele buren klacht in tegen een vrouw, waarover in het dorp geruchten van hekserij de ronde deden. De aanklacht bestond erin dat de vrouw bijvoorbeeld een koe van één van de buren ziek had gemaakt. Of dat ze een onweer had afgeroepen zodat de schuur van een naburige boerderij was afgebrand. Als de beschuldigde vrouw de faam had een heks te zijn, werd ze aangehouden voor verder onderzoek. Dan wachtte haar de moeilijke opdracht om zich van alle blaam te zuiveren.
De slachtoffers
De meeste heksen waren arme en oudere vrouwen, die vaak alleenstaand waren. Zonder de bescherming van een man waren ze een gemakkelijk doelwit. Andere vrouwen uit dezelfde familie werden snel ook verdacht. Als je moeder als heks was veroordeeld, kon je maar beter naar een andere streek verhuizen! De enkele mannen en kinderen die op beschuldiging van hekserij voor de rechtbank kwamen, waren allemaal familieleden van reeds veroordeelde heksen.
Gedwongen bekentenis
Om zicht te krijgen op de zaak werden een hele reeks getuigen gehoord: zowel getuigen ten gunste van de beklaagde als getuigen contra. Een buur kwam vertellen dat de vrouw een pad als huisdier had: dat was hoogst verdacht! Een vriendin daarentegen beweerde dat ze nooit iets abnormaals had opgemerkt en dat de vrouw al haar gebeden kende. Ondertussen zat de beklaagde in ellendige omstandigheden in de gevangenis. Er werd een officiële beschuldiging opgesteld en een advocaat kreeg als taak de heks te verdedigen. Maar een heks kon niet ter dood veroordeeld worden als ze niet zelf haar schuld bekende. Dus werd er meestal overgegaan tot ‘scherpe examinatie’, een onderzoek met foltering. De beschuldigde heksen, tegen wie sterke vermoedens van schuld waren, werden gegeseld of in de palei gehangen. De palei was een katrol waarmee de verdachte, die aan een touw hing, werd uitgerekt door hem op en neer te halen. De handen werden op de rug samengebonden en over het hoofd naar voren gebracht, met ontwrichting van de schouders als gevolg. Ook de vuurproef of het opgieten met water werden soms toegepast. Heel dikwijls legden de vrouwen onder druk van de pijn bekentenissen af. Maar deze hadden geen rechtswaarde omdat ze onder dwang waren bekomen. Om rechtsgeldig te zijn moesten ze binnen de 24 uur door de beschuldigde bevestigd worden ‘onder de blauwe hemel’, dit wil zeggen: buiten het rechtsgebouw waar de folteringen hadden plaatsgevonden. Als de ‘heksen’ dan hun bekentenissen weer introkken, werden ze echter snel opnieuw gefolterd… In de praktijk gebeurde het niet vaak dat een heks haar onschuld kon staande houden. Als ze hier toch in slaagde, werd ze vrijgelaten of verbannen. In alle andere gevallen, als ze toegaf een relatie te hebben met de duivel, volgde de doodstraf. In onze streken werden heksen meestal verbrand. Als gunstmaatregel werden ze soms door de beul gewurgd voordat het vuur werd aangestoken: dat was in elk geval een minder pijnlijke dood. Een heksenverbranding trok altijd veel volk: het was een echte attractie voor groot en klein. Een antieke vorm van ramptoerisme?
De duivel
De angst voor heksen had te maken met de sterke vrees die de mensen hadden voor de macht van de duivel. Men meende dat heksen verleid werden door een duivel, in de gestalte van een knappe man in het zwart gekleed, of in de vorm van een dier zoals een pad. Ze sloten een pact met de duivel waarin ze hun geloof afzwoeren en deel kregen aan de toverkunst van de duivel. Voortaan waren ze in staat andere mensen met toverkunsten schade te berokkenen. Men geloofde ook dat zij in groepen samen met hun duivels samenkwamen op zogenaamde heksensabbats. Daar konden ze door de lucht heen vliegen, omdat ze ingesmeerd waren met heksenzalf, een mengsel waarvoor onder andere vet van ongedoopte (en door de heks vermoorde) baby’s voor nodig was.
Het einde?
In 1684 vond in Sinaai (Oost-Vlaanderen) het laatste Vlaamse heksenproces plaats. De beklaagde, Martha van Wetteren, werd ter dood veroordeeld, maar het vonnis werd niet uitgevoerd. Heel wat rechters handelden op deze manier, uit medelijden met de slachtoffers of omdat ze twijfelden aan het rechtvaardige verloop van het proces. De overheid nam geleidelijk aan een minder repressieve houding aan. Zo verdween het verschijnsel van de heksenprocessen stilaan uit de samenleving. Toch kan de angst voor wat vreemd is snel omslaan in een niets ontziend haatgevoel. Als de overheid dan mee op de kar springt, kan dat leiden tot toestanden zoals in nazi-Duitsland. Daarom is het belangrijk dat de partijen die aan de macht zijn uitgaan van redelijke argumenten, en zich niet laten verleiden tot goedkoop succes met zwart-wit redeneringen en stemmingmakerij.
Kolet Janssen, in Blikopener 2000, nummer 8
Actualiteit
Cathelyne Van den Bulcke, de heks uit mijn boek die in 1590 ter dood werd gebracht na een heksenproces, krijgt op 20 januari 2021 eerherstel in Lier. Beter laat dan nooit…