Kolet Janssen

auteur

Ik geloof dat ik geloof


Voor leeftijd: 9 jaar en ouder

Auteur: Kolet Janssen
Illustrator:
Stijn Claes

Uitgegeven door Averbode
2008 (herwerkte versie)
72 pagina’s
ISBN 9789031726301

Geloven voor kinderen in een tijd vol ongeloof
Dit boek bestaat uit een reeks gesprekken tussen een moeder-godsdienstlerares en een aantal kinderen: dochter Sara, zoon Pieter, buurjongen Thomas en vriendinnetje Marthe. Vanuit de vragen van kinderen tussen 9 en 12 jaar legt Kolet Janssen uit hoe de bijna geheime boodschap van de geloofsbelijdenis ontcijferd kan worden tot een prachtige geloofsschat voor onze tijd.

ikgeloofdatikgeloof2 

Verkrijgbaar via:

Leesfragment
Je bent een engel!
Mama ligt uitgeteld in een makkelijke stoel, haar benen op het lage tafeltje. Ze heeft een hele dag lesgegeven en daar is ze moe van. Sara komt de kamer binnen en kijkt haar met het hoofd schuin onderzoekend aan.
‘Een kop koffie of een banaan?’ vraagt ze.
Ze weet uit ervaring waarmee haar mama te troosten is.
‘Een banaan’, glimlacht mama.
Sara verdwijnt naar de keuken en komt terug met de banaan als een revolver in haar hand. Mama haalt haar voeten van het tafeltje. Mama’s moeten tenslotte het voorbeeld geven. Ze steekt haar hand uit naar de banaan.
‘Je bent een engel, Sara.’
Sara trekt haar hand terug alsof ze zich gesneden heeft.
‘Neen,’ zegt ze beslist, ‘ik ben géén engel.’
Mama kijkt haar verwonderd aan.
‘Wat heb je tegen engelen?’
Sara komt naast haar zitten. Ze haalt haar schouders op.
‘Daarstraks liepen we met de hele klas de trap af voor de speeltijd. Opeens glijdt Michael uit en hij valt wel tien treden naar beneden. Gelukkig had hij zich niet eens echt pijn gedaan. Beneden aan de trap komt net de directrice voorbij en weet je wat ze zegt: “Jij hebt een goede engelbewaarder!” Dat is toch onzin!’
‘Eigenlijk wel’, zegt mama. ‘Mensen gebruikten vroeger het beeld van de engelbewaarder om uit te drukken dat God altijd voor elke mens apart wil zorgen. Een mooie gedachte is dat wel. Maar het is maar een beeld en je loopt ermee vast als je het letterlijk neemt en erover verder denkt.’
‘Ja,’, zegt Sara heftig, ‘ik dacht meteen: waar was de engelbewaarder van Sven, die jongen uit de eerste klas die vorig jaar overreden werd? Die engel was zeker net een dutje aan het doen!’
‘Ja,’ zegt mama, ‘dan klopt het dus niet meer. Maar engelen zijn niet altijd engelbewaarders. In de bijbel kom je regelmatig engelen tegen. Als God iets aan mensen wil duidelijk maken, als een soort boodschappers dus. Of als een goede kracht van God. Engelen maken iets van God zichtbaar voor mensen.’
Sara haalt snuivend adem.
‘Maar ik heb nog nooit een engel gezien, jij soms wel?’
‘Nee’, geeft mama toe. ‘Wij leven in een tijd waarin er bijzonder weinig te zien valt. Maar ook in de bijbel zagen engelen er meestal als doodgewone mensen uit. Zoals in het verhaal van Tobit die een goede reisgezel vindt voor zijn jonge zoon. Pas veel later ontdekt hij dat het een engel is. Door wat hij allemaal gedaan heeft…’
Sara lacht. ‘Aan mijn banaan kun je dus zien dat ik een engel ben.’
‘Misschien wel. En je hoeft engelen niet te zien om te weten wat ze betekenen’, zegt mama. ‘Dat hoor je vanzelf aan hun namen.’
‘Hoe heten ze dan?’ fronst Sara.
‘Gabriël: de sterke man van God, Rafaël: de genezing van God, Michael: die-is-als-God’, antwoordt mama. ‘Elke engelennaam maakt duidelijk hoeveel God van ons houdt.’
Sara schiet in de lach.
‘Misschien was het toch geen toeval dat Michael veilig van de trap kon vallen, als je nagaat wat zijn naam betekent! Zou hij het leuk vinden als ik hem voortaan ‘die-is-als-God’ zou noemen?’
‘Je bent een klein kreng’, zegt mama verwijtend.
Sara trekt een verontwaardigd gezicht.
‘Daarstraks zei je nog dat ik een engel was!’
‘Engelen zijn de goede krachten die met ons meewerken’, zegt mama opeens plechtig. ‘En omdat ik nu eten ga maken, kun jij als engel misschien…’
‘Ik heb veel huiswerk!’ roept Sara en trekt de deur van de woonkamer met een weinig engelachtige dreun achter zich dicht.

Recensie
Dit boekje probeert de geloofsbelijdenis zoals die in de katholieke Kerk geformuleerd wordt, te verduidelijken voor kinderen. Dit gebeurt via gesprekken die een moeder-godsdienstlerares voert met haar eigen kinderen en twee van hun vriendjes. De gesprekken situeren zich in het dagelijkse leven en vertrekken vanuit gewone ervaringen, bv. een werkstuk maken voor de godsdienstles, naar de mis gaan… Ze zijn dus niet hoogdravend theologisch, maar staan dicht bij gewone mensen en zijn herkenbaar voor kinderen. Dat maakt het lezen natuurlijk ook prettig! Het is niet zo dat de auteur elk stukje van de geloofsbelijdenis apart behandelt en het daarbij laat. Uitdrukkingen die we dagelijks in de mond nemen, en die juist daardoor hun betekenis wat verloren hebben, worden ook verklaard, bv. “je bent een engel!”. Lastige vragen over de rol van de Kerk en de paus worden niet uit de weg gegaan. De grote verdienste van het boekje is dat het kinderen aanzet tot nadenken en misschien helpt dat wel om de geloofsbelijdenis niet langer gedachteloos op te dreunen.

Hilde Debacker
Vlabin, 04.03.97

Workshop
Kolet Janssen geeft op vraag een workshop voor ouders of leerkrachten rond het thema ‘Geloof doorgeven aan (klein)kinderen’.

Vertaling in het Frans
Je crois que que je crois

Prijs
De tweejaarlijkse prijs voor het religieuze boek 1998