Kolet Janssen

auteur

De kracht van verhalen

Onlangs vertelden we aan de kinderen van de kinderwoorddienstgroep in onze parochie dit verhaal, het verhaal van de wolf van Gubbio. Jullie kennen het allemaal, maar het blijft een mooi verhaal om naar te luisteren en daarom wil ik er vandaag ook mee beginnen.

Er heerste grote angst in het stadje Gubbio. In het bos aan de rand van de stad leefde een woeste en gevaarlijke wolf, die dieren en zelfs mensen aanviel en doodde. Niemand durfde nog ongewapend de deur uit te gaan. Maar zelfs met een wapen voelden de mensen zich niet meer veilig.

Franciscus besloot de wolf op te zoeken. Een paar van zijn broeders gingen mee, maar hoe dieper ze in het bos kwamen, hoe meer schrik ze kregen en dus haakten ze een voor een af. Alleen Franciscus aarzelde niet en drong in zijn eentje dieper het bos in, tot hij de wolf ontmoette. Hij sprak hem toe: ‘Wat doe je toch allemaal, broeder wolf? Waarom maak je iedereen zo bang en val je dieren en mensen aan? Jij bent toch net als wij een schepsel van God?’

Maar nu hij zo dicht bij de wolf was, zag Franciscus hoe oud en mager het dier was. Hij was in deze winter ondervoed geraakt en uit wanhoop naar de stad gekomen.

‘Kom met me mee, broeder wolf’, zei Franciscus. De wolf volgde hem naar de stad, waar de mensen met een mengeling van bewondering en angst toestroomden. ‘Broeder wolf heeft honger’, zei Franciscus. ‘Maar als jullie beloven om hem elke dag eten te geven, zal hij niemand meer kwaad doen.’

En zo gebeurde het. De wolf leefde nog twee jaar in de buurt van Gubbio en kwam regelmatig langs de huizen, waar hij van alle inwoners voedsel kreeg. Toen stierf hij van ouderdom.

In latere, vromere versies van het verhaal komt er een kruisteken en een eed bij die de wolf moet afleggen, en gaat de wolf knielen enz., maar wat mij betreft is de kracht van dit verhaal de ontwapenende openheid waarmee Franciscus een beroep doet op zowel de wolf als de inwoners van Gubbio. Je moet wel een heilige zijn, met een heel sterke band met onze schepper, om dat voor elkaar te krijgen.

Dit is een voorbeeld van een verhaal dat iedereen meteen begrijpt. Het perfecte verhaal ook om te laten ervaren dat een wonderverhaal zelden hocus pocus is. Franciscus opent zijn hart voor zowel de boze en bange mensen van Gubbio als voor de opgejaagde en hongerige wolf. Hij begrijpt wat hen bezielt, ook al keurt hij het niet goed. Hij komt hen allebei tegemoet. En zo bracht hij hen tot verzoening.

Dat is geloof, religie op zijn best: letterlijk als verbinding. Franciscus was net als Jezus doordrongen van het goddelijk vermogen om tot diep in het hart van elk wezen te kijken. En elk wezen uit te nodigen om een stap naar elkaar toe te zetten, een stap naar God, naar onze diepste bestemming, naar de mensen rondom ons. Dat is telkens een stap in de richting van het paradijs.

Zoals dit verhaal werkt, werkt een goed verhaal altijd.

  • Een verhaal raakt je, het roept iets op, het doet je pijn of maakt je warm vanbinnen. Het helpt iets wat diep in je ziel leeft om wakker en sterker te worden. Het geeft je de kracht om te blijven dromen, hopen en doen. Een verhaal legt geen lichaamsvreemde kern in je hart. Een verhaal kan maar werken als er al een kiem is die zich aangesproken voelt, hoe diep ondergesneeuwd soms ook. Een verhaal kan enkel oproepen wat al in het diepste van je ziel aanwezig is: een hunkering naar vrede, naar liefde, naar goedheid. Het grootste wonder is dat je dit terugvindt in elke mens, en in veel andere wezens. Als mensen zeggen dat ze een verhaal herkenbaar vinden, bedoelen ze meestal dat: dat er bij hen iets meetrilt van de klank van het verhaal. Dat is ook de reden waarom ik me heel verbonden voel met de lezers van mijn verhalen: we zitten vaak op dezelfde golflengte.
  • Een verhaal doet nog iets anders. Hoe moeilijk is het meestal om bijzondere, unieke, indringende ervaringen en verlangens uit te spreken, om ze zelfs voor jezelf uit te drukken. Als we het proberen, is het vaak een verwaterde versie van wat je eigenlijk bedoelt of hebt meegemaakt. Onze woorden zijn vaak armzalige vehikels voor de sterke en belangrijke dingen die in ons leven. Met een verhaal kan dat wel. Een verhaal brengt onder woorden wat eigenlijk onzegbaar is. Soms met een omweg van gebeurtenissen en personages, maar de lezer of toehoorder voelt hoe er iets landt in zijn hart als het verhaal bij hem binnenkomt. En dat is belangrijk, want iets wat je niet onder woorden brengt, vervaagt en verdwijnt uit de herinnering.
  • En een verhaal doet nog iets heel belangrijks. Wij mensen lijken veel meer op elkaar dan we zelf vaak denken. Verhalen helpen ons om wat echt belangrijk is met elkaar te delen. Zodat we er samen in kunnen geloven. Hoe zouden wij samen een gemeenschap kunnen vormen als we geen gedeelde verhalen hadden, die onze diepste verlangens en pijn telkens opnieuw uitspreken? Het altijd opnieuw lezen en delen en bezinnen op die verhalen maakt ons tot de herkenbare groep van Jezusmensen die we al eeuwenlang zijn.

Ik wil vandaag enkele verhalen met jullie delen die mij telkens opnieuw raken en die voor mij de kern van mijn geloof uitmaken. Dat wil zeggen: de kern van mijn verbondenheid met God, met jullie allen en met alles wat leeft.

Abraham onderhandelt met God – Genesis 18

Abraham onderhandelt met God (Hosannabijbel)

Genesis 18,16-33 

Hoe langer Abraham God kende, hoe meer hij met hem begon te praten als met een mens.

‘In de stad Sodom wonen allemaal doorslechte mensen’, zei God op een dag tot Abraham. ‘Er zit niets anders op: ik moet die hele stad vernietigen.’

‘Maar God’, protesteerde Abraham. ‘Misschien wonen er in die stad wel vijftig goede mensen. Dan kunt u toch niet de hele stad verwoesten, zodat ook die mensen gedood worden? Dat zou toch niet eerlijk zijn!’

‘Je hebt gelijk, Abraham, dat mag ik niet doen’, gaf God toe. ‘Als ik vijftig goede mensen vind in de stad, zal ik ze niet vernietigen.’

‘En als het er nu tien minder zijn’, ging Abraham verder. ‘Als u niet meer dan veertig goede mensen vindt? Is het dan rechtvaardig om de hele stad te verwoesten?’

‘Oké, Abraham, ook voor veertig goede mensen zal ik de stad sparen’, zei God.

‘Sorry dat ik zo blijf aandringen’, zei Abraham weer. ‘Wat als het er niet meer dan dertig zijn?’

‘Ook voor dertig goede mensen blijft de stad behouden’, gaf God toe.

‘Word alstublieft niet boos dat ik nog iets vraag’, ging Abraham verder. ‘Als er nu maar twintig goede mensen te vinden zijn, wilt u dan de stad verwoesten?’

‘Nee, goede Abraham, ook voor twintig goede mensen zal ik de stad laten bestaan’, zei God.

‘En voor tien?’ probeerde Abraham nog snel.

God zuchtte. ‘Zelfs voor tien goede mensen zal ik de stad sparen. Jij wint, omdat je lijkt op mij.’

Wat ik eerst en vooral zo leuk vind aan dit verhaal en aan de joodse traditie, is hun gemoedelijke manier van omgaan met God. God is iemand om tegenaan te praten, om van alles tegen uit te flappen in de wetenschap dat hij je goed genoeg kent om te kunnen inschatten wat je bedoelt. Ik ervaar dat altijd als een enorme opluchting, dat we tegenover God niet ons fatsoen moeten ophouden maar ons diepste zelf kunnen zijn, met alle mooie en minder mooie kantjes die daarbij horen. Dat je ook van gedachten kunt wisselen en je afvragen waarom iets zus of zo geregeld is in de wereld en dat je dat dus gewoon tegen God kunt zeggen.

Dat doet Abraham hier dus: hij vindt het niet kunnen dat God een stad verwoest met nog een aantal goeie mensen erin. En dus begint hij als een echte jood te marchanderen: voor vijftig rechtvaardige mensen moet je de stad toch sparen, God. En als hij God eenmaal zo ver heeft, begint hij verder af te pingelen: als het er nu tien minder zijn, dan kun je de stad toch ook sparen, enzovoort, enzovoort, tot er niet meer dan tien rechtvaardigen hoeven te zijn om de stad te redden. Verderop in de Bijbel loopt het toch nog slecht af met die stad, maar waar het mij om gaat in dit verhaal is dat directe contact tussen Abraham en God. God die vindt dat hij streng moet zijn (of de auteurs van dit verhaal die dat vonden), maar je ziet en voelt van ver dat hij eigenlijk ten diepste van mensen houdt. Ook in het Oude Testament is de liefde van God vaak sterker dan zijn strengheid, als het er op aankomt. God praat met Abraham en laat zich vermurwen.

Maar de echte bijzondere kracht van dit verhaal ligt voor mij nog elders: namelijk in de vaste overtuiging dat een handvol mensen van goede wil een hele stad kunnen redden. Dat ontroert mij telkens heel erg en ik ervaar het ook als een oproep aan ons allemaal. Ik denk dat dit verhaal aan de basis heeft gelegen van een verhaal dat al heel lang leeft in zowel de joodse, de moslim en de Perzische traditie: het verhaal van de 36 rechtvaardigen of de Lamed Vavniks. Ze worden ook wel de tsadikiem nisjtariem genoemd, de verborgen rechtvaardigen. Volgens die overlevering zijn er in elke generatie 36 rechtvaardigen die de wereld overeind houden, omdat ze eerlijk en onbaatzuchtig zijn. Zij nemen het lijden van de wereld op zich. Meestal zijn ze arm en onbekend, en ze weten nooit zelf dat ze een van die rechtvaardigen zijn. Telkens een van die rechtvaardigen sterft, kiest God meteen een andere in zijn plaats, om de wereld in stand te houden. Als God er op een dag niet in zou slagen om een vervanger te vinden, is het afgelopen met de wereld. Ik vind dat een fantastisch idee, een bewijs van de kracht van het goede. Zolang er mensen zijn die zich inzetten voor anderen en goed en eerlijk leven, kan het niet gedaan zijn met de wereld.

En dat zit allemaal in het verhaal van Abraham die onderhandelt met God.

Een verhaal uit het Nieuwe Testament dat je nooit hoeft uit te leggen, is dat van de barmhartige Samaritaan.

De goede Samaritaan

Lucas 10,25-37

Telkens als Jezus ergens langskwam, stroomden de mensen toe. Ook in het dorp waar hij nu was. Iedereen had al over Jezus horen vertellen en wilde hem nu wel eens zelf horen!

Nog voordat Jezus begon te praten, stapte een man naar voren. Hij was nog tamelijk jong. Je kon zien dat hij een geleerde was, iemand die de Bijbel van voor naar achter en van achter naar voor kende. ‘Meneer,’ sprak hij tot Jezus, ‘wat moet ik doen om eeuwig te leven?’
Jezus keek hem vriendelijk aan. ‘Wat staat daarover in de Bijbel?’ kaatste hij terug. De mensen om hem heen glimlachten.

De jonge man die zo goed de Bijbel kende, keek Jezus recht aan. ‘Er staat: Je moet van God houden met heel je hart, met je verstand en met alles wat je hebt. En precies zo moet je houden van je naaste’, antwoordde hij.

Jezus knikte: ‘Dat klopt! Als je dat doet, zul je eeuwig leven.’

Maar de jonge man gaf niet op. ‘Mijn naaste!’ riep hij uit en hij stak zijn armen in de lucht. ‘Hoe kan ik weten wie mijn naaste is?’

Toen begon Jezus te vertellen:

‘Er was eens een man die in zijn eentje de reis maakte van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij overvallen door struikrovers. Ze sloegen hem neer, pakten zijn spullen af en lieten hem halfdood liggen. De man lag bewusteloos en bloedend op de weg. Een poosje later kwam er een priester voorbij. Die zag de gewonde man wel, maar hij had geen zin om zich met hem te bemoeien. Het is niet mijn schuld dat hij hier ligt, dacht hij, en hij liep in een boogje om hem heen. Weer een tijdje later kwam er een leviet, een ijverige tempelbediende, langs. Ook hij zag de man liggen en hoorde hem kreunen, maar hij had geen zin om bloed op zijn kleren te krijgen en vond dat hij er niets mee te maken had. Dus liep hij ook in een boog om hem heen. Weer een poosje later kwam er een man uit Samaria voorbij, uit dat volk waar de joden zo op neerkijken omdat ze hen geen goede gelovigen vinden. De Samaritaan bleef staan toen hij de man zag liggen en hij kreeg medelijden. Ik kan hem hier niet zo laten liggen, dacht hij. Anders bloedt hij nog dood. Ik moet hem helpen! Hij liep naar hem toe en ontsmette zijn wonden zo goed als hij kon. Daarna tilde hij de gewonde man op en legde hem op zijn muilezel, en zo nam hij hem mee naar een herberg waar hij overnachtte. Hij zorgde zo goed mogelijk voor de man en betaalde de herbergier om hem verder te verzorgen zodat hij helemaal kon herstellen. Toen pas reisde hij verder.’

Jezus keek de jonge Bijbelgeleerde aan en vroeg: ‘Wie denk je dat de naaste was van de man die door de rovers werd mishandeld?’

Hij antwoordde: ‘Dat is niet moeilijk: de man die zijn hart heeft laten spreken, de Samaritaan die hem geholpen heeft!’

‘Je hebt gelijk’, zei Jezus. ‘Je ziet dat het niet moeilijk is om te weten wie je naaste is. Je hoeft niet meer te doen dan je hart te laten spreken. Probeer het maar!’ 

Het is een heel herkenbaar verhaal voor ons: je bent druk bezig, op weg naar je werk, naar een afspraak, naar huis, en je hebt even geen zin in ellende. Je ziet iemand zitten op straat waarvan het van ver duidelijk is dat hij of zij in de problemen zit en dat je die niet meteen kunt oplossen. Je denkt waarschijnlijk dat het ook niet helpt om die persoon iets te geven of iets voor hem of haar te doen, want dat is geen structurele oplossing. Het vraagt veel moed om die mens toch te ontmoeten en te helpen. Dat kan alleen als je je inleeft in wat hij of zij ervaart. Net zoals de Samaritaan doet. Het is niet vanzelfsprekend, toen niet en nu nog steeds niet. Zo’n verhaal hoef je verder niet uit te leggen, het spreekt voor zichzelf.

Nog een laatste verhaal om af te sluiten:

Mensen (Warme Woorden)

Er was eens een oude man die bij een oase aan de rand van een stad zat.

Een jonge man kwam naar hem toe en vroeg: ‘Ik ben hier nog nooit geweest. Wat voor mensen wonen er in deze stad?’

De oude man antwoordde met een wedervraag: ‘Wat voor mensen woonden er in de stad waar jij vandaan komt?’

‘Dat waren afschuwelijke mensen’, antwoordde de jonge man. ‘Allemaal egoïsten en kwaadaardige mensen. Ik ben blij dat ik daar weg ben!’

‘Hier zijn de mensen precies zo!’ zei de oude man.

Even later kwam een andere jonge man naar hem toe en stelde hem dezelfde vraag: ‘Ik ben hier nieuw. Wat voor mensen wonen er in deze stad?’

Weer antwoordde de oude man: ‘Vertel me eens, jongen, hoe waren de mensen in de stad waar je vandaan komt?’

De jonge man zei: ‘Dat waren vriendelijke mensen: eerlijk, hartelijk en gastvrij. Ik had daar veel vrienden en het spijt me dat ik er niet kon blijven.’

‘Hier zijn de mensen precies zo!’ zei de oude man.

Een koopman die bij de oase net zijn kamelen liet drinken, had beide gesprekken gehoord. Toen de tweede jongeman weg was, zei hij tot de oude man:

‘Hoe kunt u nu twee zo verschillende antwoorden geven op dezelfde vraag? Dat is toch niet eerlijk!’

De oude man sprak: ‘Toch was het waar wat ik zei. Want elke mens draagt de wereld in zijn hart. Wie elders niets goeds heeft gevonden, zal het hier ook niet vinden. Wie in de andere stad vrienden had, zal hier zeker ook vrienden maken. Want de mensen gedragen zich tegenover ons zoals wij van hen verwachten.’

Ik wens jullie vandaag en alle verdere dagen van jullie leven veel warme verhalen toe, die het beste in jullie naar boven roepen en die jullie bijblijven en versterken op elke plek waar jullie Gods droom een beetje meer werkelijkheid maken.

Sint-Truiden, 24.11.2018, Tau-inspiratiedag