Kolet Janssen

auteur

Het teken


Voor leeftijd: 14 jaar en ouder

Auteur: Kolet Janssen
Omslagillustratie: Marijke Meersman

Uitgegeven door Davidsfonds
1999
80 pagina’s
ISBN 90-6565-909-9

Suggestieve jeugdroman
Mirte vindt het niet eenvoudig, verliefd zijn op Alaart. Hij confronteert haar voortdurend met vragen over alles en nog wat. En hoewel hij pas in november in de klas kwam, ontpopt hij zich binnen de kortste keren als de spil van haar vriendengroepje. Zijn vaak vreemde gedrag lijkt hen allemaal te beïnvloeden.


het teken1 

‘Achteraf waren er wel duizend dingen waaraan we het hadden kunnen merken. De manier waarop hij zelfs de grootste opscheppers van de klas een toontje lager deed zingen. Hoe hij luisterde als iemand hem iets vertelde. De warmte van zijn glimlach. Uren later hield je er nog een fijn gevoel aan over. Maar we zetten ons gewone drukke leventje verder. En dus merkten we het niet. Zelfs ik niet. Terwijl iedereen toch wist dat hij voor mij veel meer voelde dan voor wie ook.’

Verkrijgbaar via

Leesfragment
Achteraf waren er wel duizend dingen waaraan we het hadden kunnen merken.
De manier waarop hij zelfs de grootste opscheppers van de klas een toontje lager liet zingen. Zoals die keer in de les bij Van Slooveren. Ze heet Lutgart van Looveren en is onze lerares geschiedenis. Een absolute ramp wat lesgeven betreft. Zelfs als je echt je best doet, is het onmogelijk om langer dan vijf minuten je aandacht bij haar les te houden. Ze begint een zin, blijft halverwege steken, doet een nieuwe poging, maar loopt weer vast. Krampachtig glimlachend zwaait ze haar armen door de lucht. Telkens weer probeert ze uit te leggen wat ze eigenlijk bedoelt, wat al die stromingen in de geschiedenis met elkaar te maken hebben. Wij luisteren niet eens meer, want het is echt niet te snappen. Omdat ze zich ondanks alles toch blijft uitsloven, noemen wij haar Van Slooveren. Waarschijnlijk is ze een doodgoed mens, maar in de klas vraagt ze door haar gestuntel om moeilijkheden. En die kreeg ze ook, vooral van Kristof, die met het pesten van Van Slooveren zijn verveling bestreed.
Die middag zette Kristof ostentatief een rol wc-papier op zijn bank. Van Slooveren knipperde zenuwachtig met haar ogen. Even overwoog ze om er niets van te zeggen, maar toen ging ze op haar eigen hopeloos dappere manier in de aanval.
‘Kristof, haal je die rol toiletpapier van je bank?’
Kristof keek haar grijnzend aan. Je kon zien hoe hij genoot van dit moment. Hij schudde bedaard en vastberaden het hoofd. ‘Nee, juf,’ zei hij, ‘ik kan die rol niet missen. Ik heb namelijk schijt aan uw lessen!’
De klas loeide van het lachen. Ik moest ook glimlachen, ik kon het niet helpen. Ik zag hoe Van Slooveren tranen in haar ogen kreeg en die knipperend en naar beneden kijkend weer wegwerkte. Kristof keek triomfantelijk om zich heen. Tot zijn blik die van Alaart ontmoette. Alaart keek hem recht aan, met een strakke mond en opgetrokken wenkbrauwen. Na enkele tellen sloeg Kristof zijn ogen neer. Het was de laatste keer dat hij Van Slooveren pestte.
Hoe hij luisterde als iemand hem iets vertelde. Dan vergat hij alles om zich heen en ging er helemaal in op. Met ogen en oren. Ik vond het soms behoorlijk vervelend als we samen ergens heen gingen en hij mij compleet leek te vergeten bij het levensverhaal van een saaie huismoeder op de trein of dat van een oude, zelfgenoegzame knorrepot in een café. Vrouwen die vertelden over hun zwangerschap en hoe ze bij het begin al hadden geweten dat hun kind later heel bijzonder zou zijn. Het bijzondere was dan dat ze in de fanfare speelden of de eerste van de klas werden. Verhalen over armoede van oude mensen in hun jeugd, verhalen over de verschrikkingen van de oorlog. Je kon je haast niet voorstellen dat al die doodgewone mensen iets te vertellen hadden. Niet dat Alaart er veel voor deed om ze aan de praat te krijgen. Zijn open gezicht en een terloopse opmerking waren genoeg. Het leek wel alsof ze op hem hadden zitten wachten. En Alaart luisterde, met een concentratie die mij overdreven en ongepast leek. Ik moest vaak mijn blik afwenden. Bij niemand ging de uitdrukking ‘aan iemands lippen hangen’ zo goed op als bij hem. Alles wat ze vertelden, zoog hij op alsof het voor hem van levensbelang was. En misschien was dat ook wel zo.
Zijn blik als hij het station uit liep in een onbekende stad. Alsof hij in enkele ogenblikken wilde inschatten hoe ze hier het leven georganiseerd hadden. Geamuseerd maar aandachtig. Met wijdopen ogen en een vage glimlach nam hij alles in zich op. De verkooptenten met warme broodjes en worst, de rondhangende jongens die zich bezighielden met het pesten van duiven, de dames die op hoge hakken door de winkelstraten liepen, de heren die hun aktetassen achteloos aan hun hand lieten bungelen. Zijn ogen schitterden als hij wegwijzers naar ziekenhuizen en bibliotheken zag en bordjes met de dienstregeling van bussen en trams. Hij las ze allemaal. Ook de reclamepanelen langs de weg en de menukaarten van de restaurants waar we voorbijliepen. Dan ademde hij diep in en keek voldaan rond. Alsof hij trots was.
Hoe de dingen die hij zei soms helemaal naast de kwestie leken. En hoe hij dan toch op een vreemde manier de spijker op de kop sloeg. We moesten er vaak om lachen. Wat kun je beter doen dan lachen als je niet snapt wat iemand bedoelt? De eerste vrijdag dat hij op school was, vroeg Kristof hem na de les of hij meeging om iets te drinken.
‘Ik heb geen dorst’, antwoordde hij.
‘Daar gaat het toch niet om!’ zei Ellen lachend. ‘We gaan gewoon samen wat kletsen.’
Hij ging mee, maar het bleef een soort grapje, waarmee we het feit dat hij anders was dan wij onderstreepten. En het tegelijk veilig wegstopten. We bleven het herhalen, elke vrijdag weer.
‘We weten wel dat je geen dorst hebt, maar ga je mee iets drinken?’
Natuurlijk ging hij mee. En hij bleef vreemde antwoorden geven op vragen. Toen Yolande hem vroeg wat zijn vader voor beroep had, antwoordde hij dat ze thuis niet rijk en niet arm waren, maar gewoon ertussenin. ‘Dat wilde je toch weten?’ vroeg hij. Yolande knikte schaapachtig.
En toen Steven na het zoveelste blauwtje langs zijn neus weg vroeg of Alaart soms een zus had, schudde hij lachend het hoofd en stuurde hem naar Anna van 6B. ‘Die wacht al maanden op je’, verzekerde hij. Het klopte nog ook. Steven en Anna werden onafscheidelijk.
Hoe het ons hart verwarmde als hij glimlachte. Misschien was dat nog het vreemdste. Ik betrapte er mezelf, ja ons allemaal op, dat we bij om het even welke uitspraak op zijn reactie wachtten en opgelucht waren als hij ermee instemde. Irritant en tegelijk onweerstaanbaar. Hoewel hij niet veel zei, duurde het niet lang voor hij de uitgesproken leider van ons groepje was. Kristof en Anneleen, die daarvóór min of meer de leiding hadden gehad, moesten dat wel accepteren. Alaart had een soort natuurlijk gezag. Niet dat we bang voor hem waren, al zei of deed hij soms dingen die we niet begrepen. De meeste indruk maakte zijn glimlach op ons. Die straalde een warmte uit die zo aanstekelijk was, dat je er uren later nog een fijn gevoel aan overhield.
Ja, we hadden het kunnen merken. Maar we zetten ons gewone drukke leventje verder, met werken voor school en uitgaan in het weekend. Er waren zoveel dingen waaraan we onze aandacht moesten besteden. We moesten achteloos de mode volgen, net voldoende om niet uit de toon te vallen. We mochten niet te geïnteresseerd overkomen op school, maar onze cijfers moesten goed genoeg zijn om over te gaan. We verzamelden cassettes, cd’s en video’s om naar te luisteren en te kijken. We praatten over school en over later en soms over grote problemen in de wereld. We waren opgewonden en trots omdat we zoveel te doen hadden. En al konden we niet om Alaarts opmerkingen heen, we vonden ze meestal een tikkeltje misplaatst.
En dus merkten we het niet. Zelfs ik niet. Terwijl iedereen toch wist dat hij voor mij meer voelde dan voor wie ook.

Recensie
Hoewel het een groepje klasgenoten duidelijk is dat de nieuwe leerling Alaart iets bijzonders heeft, dringt dit pas echt tot hen door als Alaart in een poging een kleuter te redden, zelf om het leven komt. Was hij de nieuwe Christus? Verteld vanuit Mirte, die een voorzichtige liefdesrelatie met Alaart had, maar die niet meer dan haar klasgenoten over de achtergronden en beweegredenen van de altruïstische jongen weet. Een ogenschijnlijk gewoon verhaal over school- en liefdesperikelen, dat echter veel meer dan dat te bieden heeft. Voor lezers die gevoelig zijn voor het mysterieuze en bovennatuurlijke een verhaal om lang over door te denken.

W. van der Pennen
NBD-Biblion, 1999