Pleegouder in de praktijk
11 november 2018
Pleegouder worden is een avontuur, zoals elk ouderschap, maar soms nog net iets explicieter.
Met kinderen weet je nooit waaraan je begint, en met pleegkinderen is dat nog sterker. Toch werd het een avontuur dat we niet hadden willen missen.
We wilden ze liefst voor zo lang mogelijk, onze pleegkinderen. Al wisten we dat zoiets bij pleegkinderen nooit helemaal duidelijk was. Want die kinderen hadden al ouders, alleen was er ergens iets fout gelopen waardoor ze nu minstens tijdelijk in een ander gezin gingen wonen.
Dit is waarschijnlijk een langdurige plaatsing, zelfs tot de kinderen volwassen zijn, kregen we te horen. Dat klonk ons als muziek in de oren. Wij zouden de nieuwe ouders worden van drie kinderen van vijf, zes en zeven, die al jaren in een instelling woonden. Er was weinig tot geen contact met de eerste ouders. We konden ons helemaal uitleven en dat deden we ook: naar de speeltuin en naar zee, Sinterklaas vieren, spelletjes spelen met een kleurendobbelsteen. Ons tweepersoonsgezin was in een klap meer dan verdubbeld en onze wasmachine draaide overuren. We kochten kookpotten in twee formaten groter en we experimenteerden met spaghettisaus en gehaktballetjes.
Toen doken die eerste ouders toch nog op, of toch de moeder en haar nieuwe vriend. Dat was andere koek, voor ons en voor de kinderen. Bezoekafspraken die regelmatig in het water vielen. Stress bij de kinderen, bij de eerste mama en bij ons. Onuitgesproken en uitgesproken verwijten, jaloezie en onhoudbare beloftes. Het duurde even voor we daar met zijn allen een nieuw evenwicht in vonden.
Ze bleven bij ons, de pleegkinderen, ook toen er later eigen spruiten op het toneel verschenen. De bezoekjes aan de eerste mama werden een nieuw vast onderdeel van hun en ons leven. Het gaf ons een inkijk in een andere wereld, vlakbij de onze maar toch onbekend. We leerden dat je op heel veel verschillende manieren van je kinderen kunt houden en dat je niets oplost met sommige vormen van liefde ‘sociaal onaangepast’ te noemen. We werden trouwe figuren in het leven van de eerste mama.
Inmiddels zijn onze pleegkinderen al lang en breed volwassen. De oudste is in Australië aan een nieuw leven begonnen, de andere twee zijn in de buurt gebleven. Niet alles is altijd van een leien dakje gelopen, maar we beseffen dat we voor hen nog altijd het dichtst in de buurt komen van wat een papa en een mama voorstellen: mensen die hen niet loslaten, wat er ook gebeurt. Als de tegenvoeter naar Europa komt, logeert hij lange tijd bij ons. Als de tweede een stommiteit uithaalt en geen uitweg meer ziet, mogen wij hem redden. Als de dochter iets moois heeft genaaid, laat ze het fier aan ons zien. Als ze ons stiekem wat geld wil aftroggelen, vergeven we het haar, al houden we haar wel tegen. Als ze ons niet de waarheid vertellen, negeren we dat en nemen hen zoals ze zijn, met hun mogelijkheden en beperkingen.
Allemaal niks speciaals dus. Dingen die alle ouders voor hun kinderen doen, waar ook ter wereld. Bij pleegkinderen zijn ze alleen een beetje uitvergroot. Pleegouder zijn heeft me wellicht milder gemaakt naar de hele wereld toe: er zijn zoveel mensen met een deukje, die allemaal opfleuren als ze gezien en gehoord worden. Regelmatig ben ik zelf ook zo’n mens.
Maar ik vecht ook als een leeuwin voor haar jongen als het moet, telkens als ik merk dat er weer een maatregel opduikt waardoor mensen als onze pleegkinderen dreigen uit de boot te vallen. Maatregelen die alleen werken voor goedgeschoolde mensen met perfecte sociale vaardigheden en een gezond zelfbeeld. Niet voor mensen die bijvoorbeeld als baby in de steek werden gelaten en levenslang tegen de onzekerheid en ondermijnende kracht daarvan moeten blijven vechten.
Er zijn nog altijd veel pleegkinderen, die wachten op een gezin. Voor korte of voor langere tijd. Avontuur binnenshuis gegarandeerd.
Knack (s)preekstoel 11.11.2018