Manna – Een echt paradijs
7 september 2023
God weet wat een mens nodig heeft.
Er is nog een ander verhaal dat vertelt over hoe God de mens maakte. Daarin doet hij alles om zijn mens gelukkig te maken.
Op een dag liep het hart van God over van liefde. Wat heeft het voor zin om een God van liefde te zijn, als er niemand is om van te houden? dacht hij. En hij maakte plannen voor een heel bijzonder wezen dat hij zou kunnen maken. Een speciaal wezen, dat veel meer op hem zou lijken dan om het even welk dier. God dacht: ik ga mensen maken. Wezens die kunnen denken en praten en lachen en liefhebben. Wezens die fantasie hebben en zelf nieuwe dingen kunnen bedenken. Dat zal geweldig zijn!
God ging aan de slag. Hij gebruikte vochtige aarde, een soort klei. Daarmee kneedde hij een beeld, met armen en benen en een buik en een hoofd. Hij was er een hele tijd mee bezig om het beeld echt goed te krijgen. Daarna blies hij levensadem in zijn neus. Zo werd de mens een levend wezen.
God was trots op zijn mens. Kijk eens wat hij allemaal kan, dacht hij. Hij lijkt echt een beetje op mij. Hij kan nadenken en plannen maken en lief zijn en iets nieuws verzinnen. Ik ben heel blij met mijn mens!
Ik moet goed zorgen voor mijn mens, bedacht God. En hij maakte een grote tuin voor hem in Eden, in het oosten. Er stonden allerlei bomen en struiken. Er groeide gras en bloemen in alle kleuren. En overal stroomden beekjes en rivieren. Het was er prachtig. God bracht de mens naar zijn tuin. ‘Je mag van alle bomen eten, behalve van de boom van de kennis van goed en kwaad’, zei hij tot de mens.
De mens vond het heerlijk in dat paradijs. Hij speelde in het water, genoot van de zon en at van de vruchten aan de bomen. ’s Avonds sliep hij op het mos.
God kreeg er niet genoeg van om naar zijn mens te kijken. Toch ontbreekt er hem nog iets, dacht hij. De mens is alleen in die grote tuin. Ik ga nog andere levende wezens maken. Dat zal veel gezelliger zijn voor de mens. En God kneedde opnieuw beelden van aarde: met twee en met vier poten, met grote scherpe tanden of met een krullerige vacht, met kleine spitse oortjes of met lange manen. Hij maakte ook vogels en vissen.
God toonde de dieren aan de mens. De mens was blij en gaf namen aan de dieren. Hij noemde ze aap of schaap, tijger of leeuw, gans of hond, dolfijn of paard. Hij speelde met hen en aaide hen. Maar toch was er geen enkel dier dat echt helemaal bij hem hoorde. Geen enkel dier dat kon spreken en lachen. Ze waren allemaal heel anders dan hij. En de mens bleef een beetje eenzaam.
Ik ga een wezen maken dat nog veel beter bij hem past, dacht God. Dat op hem lijkt, maar toch een beetje anders is. En terwijl de mens sliep, nam hij een rib van de mens, dicht bij zijn hart, en zette er vlees voor in de plaats. Uit die rib maakte hij de vrouw. Ook bij haar blies God levensadem in de neus. Toen de mens weer wakker werd en de vrouw zag, zag hij het meteen. ‘Been van mijn gebeente, hart van mijn hart! Jij hoort bij mij en ik hoor bij jou!’ juichte hij. De mens en zijn vrouw omhelsden elkaar en hielden veel van elkaar.
Zo leefden de mens en zijn vrouw in de tuin van God. Elke dag opnieuw waren ze gelukkig om wat ze van God gekregen hadden: de mooie tuin, de dieren en elkaar. Ze vonden het leven mooi. Ook God was gelukkig met zijn mensen. Ze waren precies zoals hij ze had gedroomd.
Naar Genesis 2,4b-25
Denkvraag
Hoe weet je dat twee mensen echt bij elkaar passen? Is vriendschap een soort cadeau?
Doe-tip
Knip uit tijdschriften wat er voor jou allemaal nodig is om een echt paradijs te maken. Plak het op een poster.
Gebed
Lieve God,
Wij mensen hebben elkaar.
Jij hebt ervoor gezorgd
dat we nooit alleen zijn.
We kunnen samen plezier maken,
samen de wereld mooi en goed maken,
en helpen waar het nodig is.
De grootste schat van de schepping
zijn de mensen om ons heen.
Dankjewel, God!
Amen.