Kolet Janssen

auteur

Manna – Jozef verkocht door zijn broers

17 januari 2024

© Roel Ottow

Een daad met grote gevolgen

Op een dag waren de oudere broers allemaal samen met de kuddes in Sichem. Jakob stuurde Jozef naar hen toe om te horen hoe het ging met de broers en met het vee. Daarna moest Jozef verslag uitbrengen bij Jakob. Het duurde even voordat Jozef zijn broers met de kuddes vond. Ze trokken immers rond en bleven niet lang op dezelfde plek. Maar hij hoorde van een paar andere herders dat ze naar Dotan waren getrokken. Daar vond hij hen uiteindelijk.

De broers zagen Jozef al in de verte aankomen. ‘Hé, kijk daar eens!’ riep Simeon. ‘Als ik me niet vergis zie ik daar het regenboogjasje van onze broer Jozef!’

‘Ik geloof dat je gelijk hebt’, antwoordde Dan. ‘Zeg, zullen we hem eens een lesje leren? Dit is onze kans, nu we zo ver van huis zijn!’

We zullen hem eens laten zien wat er van al zijn grote dromen terechtkomt’, zei Zebulon. ‘We kunnen hem vermoorden en in een put gooien en dan heeft niemand nog last van hem.’

 ‘Hé, rustig een beetje’, zei Ruben, de oudste. ‘We mogen hem niet doden, dat gaat te ver.’

‘Toch vind ik dat we die dromer eens op zijn nummer moeten zetten’, zei Issakar. ‘Hij denkt dat hij zoveel beter is dan wij. We zullen hem eens laten zien wie de sterkste is.’

‘Daarvoor hoeven we hem nog niet te doden’, zei Ruben. ‘We gooien hem gewoon in die put daar. Daar zal hij al genoeg van schrikken.’ Het was een diepe put, maar er stond geen water in. Als mijn broers wat bekoeld zijn, kan ik Jozef er gewoon weer uithalen, dacht Ruben.

Toen Jozef bij hen kwam, grepen Dan en Simeon hem vast. Issakar en Juda trokken zijn jasje uit en met zijn allen gooiden ze hem in de put. Hoe Jozef ook smeekte dat ze hem eruit zouden laten, ze lachten hem enkel uit en liepen weg.

Ruben moest nog een karweitje doen bij de jongste geiten, terwijl de andere broers alvast gingen eten. Terwijl ze aten, zagen ze opeens een karavaan dichterbij komen. Het was een hele stoet kamelen, beladen met koopwaar om in Egypte te gaan verkopen. De karavaanleiders waren Midjanieten. Juda kreeg een idee. ‘Als we dat lieve broertje van ons, dat zo goed kan dromen, eens aan die lui zouden verkopen!’ bedacht hij. ‘Wat hebben we eraan om hem te vermoorden. We kunnen hem beter verkopen, dan brengt hij nog iets op. En dan hoeven wij onze handen niet aan hem vuil te maken, want hem echt doodmaken, daar heb ik ook geen zin in.’ De anderen waren het met hem eens. Ze trokken Jozef uit de put en verkochten hem aan de Midjanieten voor twintig zilveren sikkel. De kooplui namen Jozef mee naar Egypte.

Een hele tijd later kwam Ruben terug van de geiten. Toen hij bij de put kwam, zag hij dat Jozef er niet meer in zat. In paniek rende hij naar zijn broers. ‘Jozef is weg! Wat moet ik nu beginnen?’ Zijn broers vertelden hem wat ze gedaan hadden. Jozef was weg, ze konden er niets meer aan doen. ’Weet je wat?’ zei Simeon. ‘Hier is zijn jas. We kunnen een geitje slachten en de jas in het bloed dopen. Dan kunnen we aan vader zeggen dat Jozef waarschijnlijk door een wild dier is verslonden.’ En dat deden ze. Ze brachten de bloedgevlekte jas naar Jakob en hij herkende die en huilde om zijn zoon Jozef, omdat hij dacht dat hij dood was. Niemand kon Jakob troosten, hoe ze het ook probeerden.

Jozef was erg geschrokken van wat zijn broers met hem hadden gedaan. Ze hadden hem verkocht aan een karavaan en nu was hij een slaaf in Egypte. Soms vroeg hij zich af wat ze aan zijn vader hadden verteld. Of zijn vader veel verdriet om hem had. Jozef bad veel tot God op zijn reis naar Egypte, en ook daarna. ‘Help mij, God’, vroeg hij. ‘Laat mij niet in de steek!’ En God hielp Jozef. Jozef kwam in dienst bij Potifar, de baas van de lijfwacht van de farao. Jozef deed goed zijn best. Potifar merkte al gauw dat Jozef een verstandige en ijverige slaaf was. Hij liet hem steeds meer werk doen, en Jozef deed het allemaal even goed. Na een poosje had Jozef eigenlijk al het werk van Potifar overgenomen. Potifar hoefde zelf helemaal niets meer te doen. Jozef regelde alles en hij deed het nog beter dan toen Potifar het nog zelf deed. Dus bleef Potifar lang in bed liggen en hield zich bijna alleen nog bezig met veel en lekker eten, want daar was hij dol op. Zo kwam het dat hij steeds dikker en luier werd, en zijn vrouw kreeg een hekel aan hem.

Naar Genesis 37,12-36; 39,1-6

Uit: Hosanna. Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 25-27

Denkvraag

Als je bij een groep hoort, doe je soms veel ergere dingen dan wanneer je in je eentje bent. In een groep stoken mensen elkaar soms op. Heb je dat ook al eens meegemaakt? Vertel erover.

Doe-tip

Speel een rollenspel over hoe de broers aan hun vader gaan vertellen dat Jozef dood is. De rollen zijn: Ruben, Simeon, vader Jakob. Na afloop gaat elke speler om de beurt op een stoel in het midden zitten. Iedereen mag hem/haar vragen hoe het voelde om die rol te spelen.

Gebed

Lieve God,
Mensen doen soms heel lelijk tegen elkaar.
Dat maakt veel kapot.
Sommige dingen komen nooit meer goed.
Help ons om altijd na te denken over de gevolgen van wat we doen.
Help ons om in de schoenen van een ander te gaan staan.
Laat jouw geest van vriendelijkheid altijd in ons hart wonen.
Amen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.