Kolet Janssen

auteur

Manna – Jozef in de gevangenis

24 januari 2024

© Roel Ottow

Jozef blijft dromen tegenkomen.

Jozef was een jongen die er heel goed uitzag. Voor zijn werk als slaaf van Potifar moest hij ook regelmatig in het huis van Potifar zijn. De vrouw van Potifar zag hoe knap Jozef was in vergelijking met haar eigen dikke man. En ze werd stapelverliefd op Jozef. Als hij in huis was, had ze altijd wel een smoes om hem naar haar kamer te lokken. ‘Mijn gordijn hangt wat scheef’, zei ze dan. Of: ‘Ik zou dat kastje graag aan de andere kant zetten. Kun jij dat voor me doen?’

Eerst had Jozef niets in de gaten. Maar toen de andere slaven stiekem begonnen te lachen als de vrouw van Potifar hem weer iets vroeg, snapte hij dat ze verliefd was op hem. Hij bleef zoveel mogelijk uit haar buurt. Maar zij liet hem telkens weer roepen. Op een dag stelde ze hem voor om met haar naar bed te gaan. Maar Jozef wilde er niets van weten. ‘Potifar vertrouwt me en ik wil hem niet bedriegen’, zei hij. Maar zijn vrouw probeerde het telkens opnieuw.

Toen hij weer eens in haar kamer was, greep ze hem vast bij zijn kleed en wilde hem meetrekken naar het bed. ‘Laat me los!’ zei Jozef boos. Hij wilde zich losrukken. Maar zij hield zijn kleed stevig vast. Dus liet hij haar zijn kleed houden en liep zelf snel weg. Toen werd de vrouw van Potifar spinnijdig. Ze sloeg alarm en riep zo luid als ze kon: ‘Help! Help! Jozef heeft geprobeerd mij te verkrachten! Toen ik om hulp begon te roepen, liep hij weg. Zijn kleed liet hij hier achter. Dat is het bewijs!’

Potifar hoorde dat er iets aan de hand was en luisterde naar het verhaal van zijn vrouw. Toen werd hij heel kwaad. ‘Die vervloekte Jozef!’ riep hij uit. ‘Gooi hem in de gevangenis!’ Geen van zijn slaven durfde te vertellen wat er echt gebeurd was. Zo kwam Jozef in de gevangenis van de farao terecht.

Jozef smeekte God om hem te helpen. En ook daar was God bij hem. De baas van de gevangenis merkte dat Jozef ijverig en verstandig was bij het werk dat hij in de gevangenis moest doen. Ook daar mocht hij het werk regelen en verdelen onder de anderen. Toch hoopte Jozef dat hij snel uit de gevangenis zou komen. 

© Roel Ottow

Op een dag kwamen er twee belangrijke mannen in de gevangenis terecht: de opperschenker van de farao, die moest zorgen voor de wijn van de farao, en de meesterbakker van de farao, die de chef van de bakkerij was. De farao was kwaad op hen allebei en had ze daarom in de gevangenis gezet. Daar leerde Jozef hen kennen.

Op een nacht kregen de opperschenker en de meesterbakker allebei een vreemde droom. Toen ze in de morgen Jozef zagen, merkte die meteen dat ze van slag waren. ‘Wat scheelt er?’ vroeg Jozef. ‘Jullie zien er zo pips uit. Hebben jullie slecht geslapen?’

‘Nee, maar ik had zo’n vreemde droom’, antwoordde de opperschenker. ‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Misschien zit er wel een betekenis achter, maar ik raak er niet wijs uit.’

Alleen God kan dromen verklaren’, zei Jozef. ‘Maar vertel mij eens wat je gedroomd hebt.’

‘Wel,’ zei de opperschenker. ‘Ik zag in mijn droom een wijnstok met drie ranken. Hij kreeg blaadjes en bloesems en er groeiden mooie dikke druiventrossen aan. Toen ze rijp waren, plukte ik de druiven en perste ze uit in de beker van de farao die ik in mijn hand had. En ik gaf de beker aan de farao.’

 ‘Wil je ook eens naar mijn droom luisteren?’ vroeg de meesterbakker. ‘Ik droomde dat ik drie broodkorven op mijn hoofd had. In de bovenste korf lag het gebak voor de farao. Maar er kwamen vogels aanvliegen die al het gebak uit mijn korf pikten.’

‘Die droom van jou, opperschenker, kan ik wel uitleggen’, zei Jozef. ‘De drie ranken zijn drie dagen. Over drie dagen zal de farao je uit de gevangenis halen en je weer aanstellen als opperschenker. Denk je dan asjeblieft nog eens aan mij? Want ik ben met geweld weggesleept uit mijn land en hier vals beschuldigd, dus ik heb geen misdaad begaan en ik verdien niet om in de gevangenis te zitten.’

De opperschenker keek Jozef met grote ogen aan.

‘Die droom van jou, meesterbakker, kan ik ook verklaren’, zei Jozef. ‘De drie korven zijn drie dagen. Over drie dagen zal de farao je uit de gevangenis halen en je aan een paal ophangen. De vogels zullen je vlees eten als je dood bent.’

De tranen sprongen de meesterbakker in de ogen.

Drie dagen lang zaten de opperschenker en de meesterbakker in spanning. Zou Jozef gelijk krijgen? De opperschenker hoopte van wel en de meesterbakker van niet. Toen gebeurde wat Jozef voorspeld had: de opperschenker werd in zijn functie hersteld, en de meesterbakker werd opgehangen.

Zou de opperschenker aan mij denken? vroeg Jozef zich af. Dan kom ik misschien eindelijk uit deze gevangenis!

Maar de opperschenker vergat zijn leven in de gevangenis en hij dacht niet meer aan Jozef. Dus bleef Jozef in de gevangenis.

Naar Genesis 40

Uit: Hosanna. Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 27-28

Denkvraag

‘Alleen God kan dromen verklaren’, zegt Jozef. Heb jij al eens iets gedroomd waarvan je dacht dat het iets betekende? Vertel erover.

Doe-tip

Maak een dromenvanger om enge dromen tegen te houden. Hang hem bij je bed. Bid voordat je gaat slapen om een rustige nacht met fijne dromen.

Hier zie je hoe je een dromenvanger kunt maken:

Gebed

Lieve God,
Waak over ons als we slapen.
Hou enge dromen bij ons weg.
Laat onze slaap rustig zijn,
zodat we ’s ochtends uitgerust wakker worden
en klaar zijn om de nieuwe dag te beginnen.
Amen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.