Kolet Janssen

auteur

Manna – Leven in de woestijn

10 april 2024

© Roel Ottow

Mozes vraagt telkens opnieuw hulp aan God.

Dagenlang, wekenlang, maandenlang trokken de joden door de woestijn. Steeds verder weg van Egypte, waar ze slaven waren geweest. Nu waren ze vrij en op weg naar hun eigen land. Maar eerst moesten ze door de woestijn. In een lange stoet trokken ze verder: mannen, vrouwen, kinderen en dieren.

‘Hoe weten we in welke richting we moeten gaan?’ vroeg een kleine jongen aan zijn vader. In deze rotsachtige woestijn kon je makkelijk de weg verliezen.

‘Zie je die wolk?’ vroeg zijn vader. ‘Helemaal vooraan in onze karavaan?’

De jongen knikte. Hij had hem al dagenlang gezien, zonder erbij stil te staan. Hij had gedacht dat het een stofwolk was of zo, al was hij daar wat groot voor.

Dat is God, die in een wolk voor ons uit gaat’, vertelde zijn vader. ‘En ’s nachts gaat hij ons voor in een kolom van vuur. Zo verliezen we nooit de weg.

‘Wauw’, zei de jongen zachtjes. Hij wist wel dat God hen bevrijd had uit Egypte, maar dat hij hen hier ook bleef helpen, dat had hij niet verwacht. Hun God was echt wel een trouwe God!

Die nacht bleef de jongen nog lang wakker. Hij wilde die vuurkolom ook wel eens zien. Het was nog indrukwekkender dan hij had gedacht: een reusachtige vuurzuil wees hen de weg in het donker. En iedereen volgde.

Dag in, dag uit, nacht na nacht bleef God bij hen. Het gaf een veilig gevoel.

Uiteindelijk trokken de joden veertig jaar lang onder leiding van Mozes door de woestijn. Ze maakten goede en slechte dingen mee.

Zo waren ze eens drie dagen op weg zonder water te vinden. Op de avond van de derde dag kwamen ze aan bij een bron. De joden waren blij, maar toen ze van het water wilden drinken, ontdekten ze dat het water bitter was en ondrinkbaar. Daarom heette die plaats Mara, wat bitter betekent.

De joden gingen naar Mozes toe om te klagen: ‘Hoe moeten we in leven blijven als we van dit water niet kunnen drinken?’

Mozes bad God om hulp.

‘Gooi dat stuk hout in het water’, beval God.

Mozes deed het en het water werd zoet. De joden waren weer eens gered.

Een paar maanden later hadden de joden verschrikkelijke honger. Ze mopperden tegen Mozes: ‘We waren beter bij de vleespotten in Egypte gebleven. We moesten daar wel hard werken en we waren er niet vrij, maar we hadden tenminste genoeg vlees en brood om te eten. Jij hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons allemaal van honger te laten doodgaan!’

Toen zei God tot Mozes: ‘Tegen de avond zal ik voor vlees zorgen en elke ochtend zal ik voor jullie brood laten regenen uit de hemel. De mensen moeten het verzamelen en zoveel nemen als ze nodig hebben.’

En ’s avonds kwam er een vlucht kwartels die neervielen over het kamp van de joden. De volgende morgen hing er dauw rondom het kamp. Toen die was opgetrokken zagen ze overal op de grond een fijne, korrelige laag. Het was wit en smaakte naar honingkoek. De joden verzamelden het en aten het op. Ze noemden het manna. Elke ochtend, zolang ze door de woestijn trokken, zorgde God dat er manna was voor zijn volk.

Weer een tijd later zaten de joden opnieuw zonder water. Ze protesteerden hevig tegen Mozes: ‘Waarom heb je ons weggevoerd uit Egypte als we toch met kinderen en vee van dorst moeten sterven? Is God nu bij ons of niet?’

‘Er komt wel weer een oplossing’, zei Mozes. ‘Jullie weten nu toch wel dat God altijd voor ons zorgt. Jullie moeten hem niet uitdagen en mij niet zoveel verwijten maken.’

Maar de joden bleven roepen tegen Mozes en ze dreigden ermee om stenen naar zijn hoofd te gooien en hem zo te doden.

Toen zei Mozes tot God: ‘Wat moet ik doen met dit volk? Ze willen mij stenigen.’

God zei tot Mozes: ‘Ga met een paar leiders naar die rots in de verte. Neem je staf uit Egypte mee. Sla met de staf op die rots: er zal water uitstromen zodat de mensen kunnen drinken.’

Zo gebeurde het. De joden hadden volop water te drinken, voor zichzelf, hun kinderen en hun dieren.

Op een dag werden de joden bedreigd door het volk van Amalek. ‘We moeten vechten om ons te verdedigen’, besloot Mozes. Hij gaf zijn trouwe, jonge helper Jozua de leiding van de mannen. Zelf ging hij met de staf van God in zijn hand op de top van de heuvel staan.

Zolang Mozes zijn armen omhoog hield, wonnen de joden. Maar als hij moe werd en zijn handen liet zakken, dan won Amalek. Zijn broer Aäron en zijn vriend Chur haalden een steen waarop hij kon zitten. En ze ondersteunden de armen van Mozes, elk aan één kant. Zo bleef Mozes zitten met zijn armen omhoog naar God tot zonsondergang. En de joodse mannen versloegen onder leiding van Jozua het volk van Amalek.

Exodus 15,22-18,27

Uit: Hosanna. Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 44-46

Denkvraag

Mozes heeft een groot vertrouwen in God. Ken jij mensen die op God vertrouwen? Hoe weet je dat?

Doe-tip

Manna bestaat echt. Het is een wit korrelig iets dat uit tamariskbomen valt. Je moet het ’s ochtends vroeg oprapen, want het smelt in de zon. Het smaakt zoet.

Maak zelf popcorn, dat lijkt een beetje op manna: https://www.youtube.com/watch?v=9CCJNxr3fB0&t=45s

Gebed

Lieve God,
Meestal proberen wij onze problemen zelf op te lossen.
Of we vragen aan grote mensen om hulp.
Soms vragen we het ook aan jou in ons gebed.
Dat helpt ons om rustig te worden.
We krijgen soms nieuwe ideeën
en zo vinden we een uitweg!
Dankjewel, lieve God!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.