Kolet Janssen

auteur

Manna – De verdere tocht

1 mei 2024

© Roel Ottow

Het beloofde land is in zicht.

Vanaf de berg Sinaï trok het volk verder door de woestijn. De ark met daarin de stenen platen waarop de tien woorden stonden, namen ze mee. De tocht duurde verschrikkelijk lang. De joden werden het beu om elke dag manna te moeten eten en ze protesteerden luid tegen Mozes:

‘Hadden we toch maar wat vlees! We hebben heimwee naar het vlees en de vis van Egypte. Daar aten we komkommers en meloenen, prei, uien en knoflook. Hier drogen we uit. Er is niets! We krijgen alleen maar manna!’

Elke ochtend verzamelden ze manna. Zij maalden het fijn en kookten het in een pot en maakten er koeken van. Maar na al die tijd wilden ze wel eens iets anders eten.

Mozes werd wanhopig van hun gemopper. ‘God!’ riep hij uit. ‘Ik kan het gezeur van dit volk niet meer uitstaan. Waar zou ik vlees voor hen moeten vandaan halen? Ik kan de last van dat volk niet meer alleen dragen.

God zei: ‘Je moet uit het volk verstandige mannen kiezen die je zullen helpen om het volk te leiden. En ik zal ervoor zorgen dat de mensen vlees te eten krijgen, zoveel dat het hun neus uitkomt!’

Mozes koos mannen om hem te helpen. En God liet grote zwermen kwartels neervallen boven het kamp, zodat de mensen zoveel vlees te eten hadden dat ze er genoeg van kregen.

De joden dankten God, maar het duurde niet lang of ze begonnen alweer te klagen. Telkens opnieuw moest Mozes God om hulp vragen.

Aäron en Mirjam, de broer en de zus van Mozes, kregen wel eens genoeg van hun broer. Hij bepaalde altijd wat er moest gebeuren en iedereen keek naar hem op. ‘Hij is niet eens met een vrouw van ons eigen volk getrouwd’, roddelde Mirjam. ‘Wie weet wat die vrouw hem allemaal influistert!’

‘En God spreekt toch niet uitsluitend door Mozes!’ mopperde Aäron. ‘Wij kunnen toch ook de stem van God zijn. Dat hebben we in het verleden ook al gedaan.’

God hoorde wat ze zeiden en riep Mozes, Aäron en Mirjam naar de ontmoetingstent. Hij daalde af in een vuurkolom. ‘Luister goed naar wat ik zeg’, zei God. ‘Als er bij jullie een profeet is, laat ik hem zien wat ik hem wil zeggen in visioenen. En ik spreek met hem in dromen. Maar Mozes staat zo dicht bij mij, dat ik niet in raadsels hoef te spreken. Ik kan rechtstreeks en duidelijk met hem spreken. Wij ontmoeten elkaar als vrienden. Hoe durven jullie dan slechte dingen te vertellen over Mozes?’

Toen werd Mirjam getroffen door een huidziekte. Haar huid was een week lang wit als sneeuw. Ze moest buiten het kamp verblijven. Pas na een week mocht ze weer terugkomen en trok het volk verder.

Nog een tijd later stuurde Mozes mannen voorop om het land voor hen uit te verkennen. Jozua, zijn jonge helper, gaf hij de leiding van de tocht. Na veertig dagen keerden zij terug. De mannen vertelden aan Mozes en Aäron en aan het hele volk:

‘Het land waar we geweest zijn, is mooi en vruchtbaar. Kijk maar eens naar deze vruchten.’

En ze lieten een druiventros zien, die zo groot was dat hij door twee mannen aan een stok moest worden gedragen. Verder hadden ze ook granaatappels en vijgen bij.

Het is echt een land van melk en honing’, zegden de verkenners.

De joden begonnen te dromen van dat land en hoopten dat ze er zouden kunnen wonen.

Terwijl ze verder trokken, kregen ze weer last van watergebrek. Ze smeekten Mozes om water. Mozes ging op bevel van God naar een rots, sloeg daar met zijn stok op en liet er water uit stromen. Zo konden mensen en dieren drinken door Gods hulp.

God sprak tot Mozes: ‘Jij en je broer Aäron zullen niet meer aankomen in het Beloofde Land. Voor die tijd zullen jullie sterven. Je moet aan Jozua je taak overdragen. Hij zal het volk binnenleiden in het Beloofde Land.’

Zo gebeurde het ook. Aäron stierf eerst. Daarna liet God Mozes op een berg klimmen van waar hij het hele Beloofde Land kon zien. Mozes keek zijn ogen uit. Hij zag dat het een mooi en vruchtbaar land was, waar zijn volk het goed zou hebben. Toen hij weer beneden was, verdeelde hij het land onder de verschillende families van het volk. Niet lang daarna stierf hij. De joden kregen nog vele profeten, maar nooit meer één zo groot als Mozes. Want God sprak met hem als met een vriend.

Naar Numeri 10,11-36,13

Uit: Hosanna. Kinderbijbel met meer dan 150 verhalen (Kolet Janssen, ill. Roel Ottow, Van In, 2013) pag. 48-49

Denkvraag

Mozes is het gezeur van het volk weleens beu. Misschien zijn jouw ouders jouw gezeur ook weleens beu. Wat doen ze dan?

Doe-tip

Een land van melk en honing, dat betekent een prachtig land waar het goed is om te wonen. Maak een schilderij van zo’n land. Denk goed na wat er allemaal op moet staan.

Gebed

Lieve God,
Ook wij kijken uit naar een toekomst van geluk.
Een tijd waarin mensen in vrede zullen leven met elkaar en met de aarde.
Beetje bij beetje helpen we om die tijd dichterbij te laten komen.
Samen met alle mensen van goede wil.
En met jouw steun in onze rug.
Amen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.