Kolet Janssen

auteur

Kerstverhaal – deel 3

20 december 2024

Goed nieuws

Een half uur lopen daar vandaan zaten vijf herders bij elkaar, twee mannen, twee vrouwen en een jongen. Ze hielden de wacht over hun schapen. Ze waren moe en hadden het koud. Soms dommelden ze een beetje weg. 

‘Kijk’, wees de jongen, die Joram heette. Hij keek naar de lucht, waar de maan en de sterren voor zacht licht zorgden. Er was één ster die bijzonder fel fonkelde. ‘Zijn dat wolken, tussen die sterren?’ vroeg een van de vrouwen. De oudste herder grinnikte. ‘Het lijken wel kippenveertjes’, zei hij. 

En toen zoefde er iets of iemand in een vaart naar beneden en hoorden ze muziek en gezang. Een mens – man of vrouw, dat was niet helemaal duidelijk – met meer zwarte krulletjes dan hun wolligste schaap, stak de armen uit en riep: ‘Er is vannacht een kind geboren dat van God komt. Hij zal alles beter maken, voor iedereen.’

De herders stonden met hun mond vol tanden. Zelfs Joram, die meestal wel iets te zeggen of te vragen had, zweeg. ‘Goddank’, zei de oudste herder tenslotte. Hij knikte, alsof hij de woorden uit zijn mond wilde schudden.

‘Dan komt er vrede op aarde’, zei hij, ‘voor alle mensen van goede wil.’

De muziek zwalpte tussen de wolken en in hun oren en deed het verlangen in de borst van Joram oplaaien als een steekvlam. ‘We moeten ernaartoe!’ riep hij uit. De hemel werd weer rustig, de manvrouw met de zwarte krulletjeskrans verdween pijlsnel in de lucht en de muziek deinde weg.

Toen pas sprongen de herders op en liepen samen in de richting die de manvrouw had gewezen. ‘En onze schapen?’ aarzelde een van hen. De anderen schudden het hoofd. Vannacht konden de schapen voor zichzelf zorgen. De herders sloten de omheining, maar twee jonge schapen ontsnapten en liepen met hen mee. Samen stapten ze in stilte verder, aan een stevig tempo. 

Over de heuvel zagen ze in de verte een stal. Daar moest het zijn.

De ster achterna

Ver weg in het oosten zag een wijze jongeman een ster die schitterde aan de hemel. Zo fel en zo helder, dat hij wist dat er iets bijzonders mee was. De ster wandelde over de hemel en trok de jongeman mee. Hij klom op een paard, liet alles achter en volgde hem. De jongeman heette Caspar. 

Overdag stopte hij niet en ’s nachts sliep hij niet langer dan enkele uren. Hij reed verder en verder, de ster achterna. Na vele dagen en nachten zag hij voor zich uit twee ruiters, die in dezelfde richting trokken als hij. Hij zag hoe ze naar de hemel keken en wezen. Zouden zij ook…? Hij gaf zijn paard de sporen en haalde hen in. Het waren een oude man, bleek en gerimpeld, en een pikzwarte vrouw met een diepblauwe hoofddoek. Ze stelden zich voor als Baltazar en Melina.

‘Volgen jullie ook die ster?’ vroeg hij. Ze knikten. Ze reden samen verder. Toen ze halthielden om te eten, deelden ze brood en dadels. Ze lieten een zak met water rondgaan. ‘Er is een koning geboren, een koning voor alle mensen’, zei Baltazar. ‘Wij zien zijn teken aan de hemel.’

‘Hoe kan iemand koning zijn van alle mensen?’ vroeg Caspar.

‘Koningen vechten toch altijd tegen elkaar? Ze willen allemaal meer macht en rijkdom voor zichzelf en voor hun eigen land.’ ‘Zo’n soort koning is het niet’, legde Melina uit. ‘Deze koning hoort bij God. Hij heeft geen soldaten en geen rijkdom nodig. En toch is hij koning.’

Caspar keek omhoog, waar de ster hen nog steeds de weg wees. ‘Dan wil ik hem zien, die koning’, zei hij.

Van paleis naar stal

De wijze mensen kwamen bij het land waar Herodes koning was. Ze gingen naar het paleis. De ster stond nog steeds hoog aan de hemel. Was hier de nieuwe koning geboren? Ook al was hij geen koning van pracht en praal, hij zou toch wel in een paleis wonen? Hoe wisten de mensen anders dat hij koning was?

Herodes liet hen hun verhaal doen. De schrik sloeg hem om het hart. Een nieuwe koning? In zijn land? Daar moest hij het fijne van weten! Hij moest die zogenaamde koning een kopje kleiner maken, voordat hij een bedreiging werd. Hij zou die dwazen die een ster volgden gebruiken om erachter te komen waar zijn rivaal was.

Poeslief vroeg hij hen om verder te reizen en hem vooral te komen vertellen waar de nieuwe koning woonde, zodat hij hem zelf ook eer kon gaan brengen.

Caspar, Melina en Baltazar trokken verder. ‘Die Herodes is niet te vertrouwen’, zei Melina. ‘Hebben jullie zijn ogen gezien als we over de nieuwe koning spraken? Ik ga in geen geval naar hem terug. De koning naar wie wij op zoek zijn, heeft niets te maken met Herodes.’ Dat waren de anderen met haar eens.

Niet veel later merkten ze opeens dat de ster stil stond. Boven een stal in een weide, vlakbij Betlehem. ‘Moeten we hier zijn?’ vroeg Caspar verwonderd.

‘Niet alles is wat het lijkt’, zei Baltazar.

Ze stapten af en maakten hun paarden vast aan een boom. Er klonken stemmen uit de stal. En gelach. Geblaat van een paar schapen. En tussen dat alles het ijle huilgeluidje van een pasgeboren kind.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.