Kolet Janssen

auteur

Chinees

29 september 2022

Overal ter wereld benijdt men de Vlaming om zijn talenkennis. Op vakantie in Europa of Noord-Amerika zitten we vaak in een luxesituatie. We kunnen ons uit de slag trekken in de plaatselijke taal of in het Engels waarin de meeste Europeanen zich minstens wat kunnen behelpen. En daarnaast hebben we onze eigen taal, het Nederlands, als geheimtaal voor snelle opmerkingen tussendoor naar onze reisgenoten.

Alleen wie naar China of een ander ver oord reist, komt in een omgeving terecht waar iedereen een taal spreekt die je zelf totaal niet begrijpt. Het heeft iets exotisch, maar het is vooral vaak lastig. Je kunt niet meepraten, je nauwelijks verstaanbaar maken en je voelt je al gauw een echt buitenbeentje.

En het is nog vreemder om die ervaring van ‘uitsluiting’ in eigen land mee te maken. Het overkwam me enkele keren en ik betrapte me erop dat ik telkens niet goed wist in welke plooi ik mijn gezicht moest leggen.

De eerste keer dat ik het bewust meemaakte was op een school, na een lezing in een fijne klas met heel wat kinderen die thuis een andere taal spraken. In de pauze vroeg de juf aan een drietal van hen om mij naar de klas te brengen waar ik het volgende lesuur zou gaan vertellen. Dat lokaal lag aan de andere kant van de speelplaats, door een paar volle gangen, langs een sporthal en over een trap.

De drie jongens die mij als gids waren toebedeeld, waren heel lief. Ze stelden me een paar vragen die ik zo goed mogelijk beantwoordde. Maar al snel begonnen ze onder elkaar te praten, in het Arabisch. Het klonk vrolijk en snel. Ik volgde het pingpong van hun gesprek, maar kon alleen de melodie en het ritme opvangen. Als ze lachten, glimlachte ik plichtsgetrouw mee, al had ik geen flauw benul van wat er speelde. Misschien lachten ze trouwens wel om mij, wist ik veel? Ik merkte hoe snel ik wantrouwig werd. Onderweg kwamen ze ook vrienden tegen die hen snelle, vrolijke opmerkingen toeriepen. Ik luisterde naar woord en wederwoord, maar kon er op geen enkel moment een touw aan vastknopen. Het was spreekwoordelijk ‘Chinees’ voor mij.

Later zat ik eens aan tafel bij twee jonge vrouwen die in een Indische taal vliegensvlug met elkaar converseerden, terwijl ik er met mijn Nederlandse zinnetjes voor spek en bonen bijzat. Nieuwkomers in ons land moeten dat gevoel aan de lopende band hebben en ik weet nu dat het iets doet met je humeur, met je openheid naar andere mensen, met je basisvertrouwen. Het helpt om te beseffen hoe vanzelfsprekend wij het meestal vinden om niet de underdog te zijn. Om wel alles te begrijpen, te bepalen, te kunnen betalen. Af en toe niet meekunnen kan dus een heilzame oefening in begrip zijn. Een beetje zoals een paar weken in een rolstoel zitten je attenter kan maken voor wie daar een heel of half leven in doorbrengt.

Neem iemand zijn taal af en je amputeert hem. Dat geldt voor ons allemaal. Laat het dus af en toe maar eens Chinees worden om je heen.

(Afb. van Timothée Gidenne via Unsplash)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.