Kolet Janssen

auteur

Dat lust ik niet

8 oktober 2019

Elk ouderpaar begint met ferme principes aan het opvoeden van de kinderen. Wij ook destijds. In de loop der jaren worden die strenge regels meestal afgezwakt of bijgesteld, om het allemaal haalbaar en menselijk te houden. Maar er is één principe waaraan wij tot op het einde van onze actieve ouderlijke loopbaan hebben vastgehouden.

Onze kinderen mochten niet meer dan één ding kiezen dat ze niet lustten. Met op de duur zes kinderen in huis zou het immers onleefbaar zijn geweest om aan alle grillen en goestingetjes tegemoet te komen.

We hadden een pleegdochter met een afkeer voor mosselen. Een pleegzoon die geen ‘woutertjes’ lustte, zijn woord voor champignons, omdat hij ervan overtuigd was dat het paddenstoelenhuisjes waren. Een dochter die vidévulsel afschuwelijk vond en een andere die geen tonijn uit blik door de keel kon krijgen. Maar al met al bleef de schade op die manier beperkt en konden wij ervan uitgaan dat onze maaltijden zonder al te veel commentaar werden verorberd.

Soms was het voor onze kinderen een hele opgave om voor zichzelf uit te maken wat ze het meest afschuwelijk vonden. Daar gingen hele overlegsessies aan vooraf. Het mocht ook niet van week tot week veranderen natuurlijk, anders zouden ze kunnen valsspelen. Ze leerden er vooral veel verschillende dingen door eten en dat bleek later bij het reizen ook weer een voordeel.

Onlangs kwam ik hetzelfde principe weer tegen op een infovergadering in het woonzorgcentrum van mijn moeder. Ook daar mag je als bewoner aanduiden wat je niet lust, dan krijg je een vervangingrediënt. Maar, zo werd ons op het hart gedrukt, het is beter om ‘je negatieve keuzes te beperken, om eenzijdigheid in het voedingspatroon te vermijden’. In mensentaal: ook mijn moeder kan beter niet meer dan één ding aanduiden dat ze niet lust, want anders krijgt ze heel vaak hetzelfde voorgeschoteld.

Of hoe het begin en het einde van het leven elkaar op vele vlakken raken. Ik begin me alvast af te vragen wat ik later zal aanduiden op de ‘ongewenst’-lijst. Want het voorrecht van zelf koken is natuurlijk dat je gewoon niet klaarmaakt wat je zelf niet lekker vindt. En op de duur vergeet je dan het bestaan van die ingrediënten. Je denkt dus spontaan dat je zelf alles lust, dat je helemaal niet kieskeurig bent. Tot je vroeg of laat in een woonzorgcentrum belandt. Daar moet ik me dus ooit eens in gaan verdiepen. Hopelijk heb ik nog wat respijt.

P.S. Wie zich afvraagt waar de term ‘woutertjes’ voor champignons vandaan komt, er was toen een heel populair kinderliedje dat als volgt ging: Woutertje, Woutertje, wiebel wiebel wiebel woep, piepklein kaboutertje, komt als ik roep.

(Afb. van pholies via Pixabay)

2 reacties op “Dat lust ik niet”

  1. Pia Dewaele schreef:

    Bedankt, Kolet, voor de goede tip! Die wordt hier onmiddellijk ingevoerd! Voor mezelf weet ik al dat ik oesters als een no-go op de woonzorglijst invul. Wellicht zal ik er wel een tweede aan toe mogen voegen…

  2. Verbeeck Tony schreef:

    In mijn kindertijd aten wij nooit eten uit voorverpakte matrealen. Misschien omdat het toen nog niet zo ingeburgerd was. Alhoewel Marie-Thumas blikjes bestonden toen al. Maar vooral omdat wij thuis groetenkwekers waren van beroep en dus alles vers aten. Moeder had er een dagtaak aan om de maaltijden klaar te maken voor het grote gezin. Alleen als het kermis was of een plechtige comunie, dan kwamen de erwtjes en worteltjes wel uit de conserve dozen. Omdat er dan veel nodig waren en het anders een onmogelijke taak was om ze klaar te krijgen. Het is pas toen moeder de taak niet meer aankon, dat ik voorverpakt matreaal ben gaan kopen om te eten. Omdat ik geen slaaf wilde zijn van de keuken.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.