Kolet Janssen

auteur

De troost van taal

1 december 2023

‘Door de week spreken we Engels met elkaar. Maar in het weekend, dan spreken we Nederlands.’ Dat zeggen mijn Vlaamse pleegzoon en zijn Nederlandse vrouw, die al bijna 18 jaar in Australië wonen. Ik ben verwonderd.

Australië is een heel multicultureel land. De buren in de straat waar ze wonen komen uit Soedan, Vietnam, Engeland, Syrië, Ethiopië, India en uit andere delen van Australië. Hun huidskleuren verschillen en soms ook hun kledingstijl of eetgewoontes. Maar ze spreken er allemaal Engels met elkaar.

Op het werk, op straat, in de supermarkt, met hun vrienden, aan de telefoon, altijd en overal spreken ze Engels. Een paar keer per jaar gaan ze samen met een stel Nederlandse vrienden een avond naar de Hollandse club, om nog eens pannenkoeken of frietjes te eten. Ze missen Europa meestal niet.

Ik was vergeten hoe vermoeiend het is om altijd een andere taal te spreken dan je moedertaal. Om te denken en te nuanceren, om woordspelingen en grapjes te maken in een taal die je nooit echt helemaal in de vingers hebt.

Het lukt ze aardig. Ze communiceren vlot met iedereen. Je hoort nog een accent, maar dat hebben daar wel meer mensen, dus daar wordt niemand op aangekeken.

‘Door de week loont het de moeite niet om ’s avonds om te schakelen op Nederlands’, zeggen ze. ‘De volgende dag gaat alles toch weer in het Engels en dus laten we onze knop liever daarop staan. Dat scheelt een nieuwe opwarming.’

Maar in het weekend verwennen ze zichzelf: wat langer uitslapen, na de klusjes iets leuks doen, uit gaan eten of afspreken met vrienden. En ook: met elkaar de taal van toen spreken. De taal die vanzelf van hun tong rolt, die ze al spraken toen ze nog peuters waren, de taal waarin ze elkaar hebben leren kennen, de taal van hun eerste herinneringen. Het is voor hen de taal van wafels en warme chocolademelk, van Sinterklaas en zakdoek leggen, van Jeugdjournaal en de Rode Ridder. Comforttaal zoals je ook comfortfood hebt.

Het zet me aan het denken. Mijn moeders eerste taal was het Maaslandse dialect, dat ze slechts met een paar mensen nog kan delen. Wij, haar kinderen, hebben het nooit geleerd omdat we elders opgroeiden. Zou het ook voor haar een troost zijn om af en toe dat dialect nog eens te spreken?

En wat met alle asielzoekers en -vinders in ons land, met elk hun eigen taal van toen en daar? Met wie kunnen ze die delen?

Het is goed om mensen te vragen om Nederlands te leren als ze hier wonen. Maar die andere taal zal altijd hun comforttaal zal blijven.

(Photo by Brett Jordan on Unsplash)

 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.