Hoe bang mag je zijn?
19 mei 2020
Iedereen is anders. Dat wist ik al lang. Maar ook in de reacties op de pandemie en de coronamaatregelen worden de verschillen tussen mensen heel zichtbaar.
Sommige mensen om ons heen zijn veel banger dan anderen. En het zijn lang niet altijd de mensen die voordien al wat zorgelijker of voorzichtiger waren, die nu helemaal op de rem gaan staan. Nee, vaak zijn het juist de in onze ogen eerder overmoedigen, de durvers, de avonturiers die nu lijken te verstarren. Een vreemd verschijnsel.
We houden allemaal afstand. We wassen veel vaker en zorgvuldiger onze handen. We dragen mondmaskers als het moet. Maar verder proberen wij niet bij elke handeling te denken aan corona. Terwijl sommigen van onze kennissen zich in bochten wringen om zeker niets aan te raken dat besmet kan zijn. Een hopeloze queeste, want alles wat je in gelijk welke winkel vindt, is door iemand gemaakt, verpakt, getransporteerd en uitgeladen. Als je dat wil vermijden, moet je volledig zelfbedruipend worden. Niet echt een optie in ons stadshuis met koertje, en bovendien heb ik er totaal geen zin in.
Sommige kennissen laten hun boodschappen een paar dagen in de kelder staan voordat ze worden gebruikt. Ze eten geen aardbeien, want die kun je niet schillen. Ze openen de post niet voordat ‘het gevaar’ geweken is. Enzovoort. Het lijkt mij geen leven.
Ben ik me onvoldoende bewust van het gevaar? Ben ik een domme losbol, die vroeg of laat wel anders zal piepen? Ik weet het niet. Ik leef al heel lang in de overtuiging dat ik niet alles zelf in de hand heb. Ik doe mijn best, maar in het leven zijn er altijd onvoorziene tegenvallers. Daar probeer ik dan iets aan te doen als het zover is. Corona krijgen zou dikke pech zijn en ik probeer dat netjes te voorkomen, maar als het toch niet zou lukken, zien we wel weer verder. Ik ga niet jarenlang in mineur leven om dat risico een beetje te verkleinen.
Ik ben dus een beetje bang, maar niet te veel. Misschien is dat niet genoeg. Maar ik heb dan in elk geval wel lekkere aardbeien gegeten.
Bang zijn…Zoals ik als kind bang was, zo kan het nooit meer zo erg zijn. Op mijn 60 ste is die bangheid toch weer tevoorschijn gekropen, onverwachts, uit een spleet in mijn ziel. Heel mijn leven de gruwel afgedekt gehouden en denken dat ik er klaar mee was. Maar op een ochtend na een doorwaakte nacht na een banale operatie met verdoving, kwam de doodsangst uit het niets. Wellicht had de narcose bepaalde neurale circuits verbonden aan traumatische circuits van existentiële brokstukken van doodsangst, gereactiveerd. ’s Avonds komt nu steeds de angst insijpelen voor het slapen gaan. Alsof er ergens een zwarte kat in de kamer is. Alsof het kwade loert en wacht.
Er is psychofarmaca. Er zijn de bijverschijnsel daarvan.
Geen hand kon mij meer troosten in mijn kindertijd dan moeder. Bij haar kwam alles goed.
En de harde hand van vader maakte alles stuk. Dat had hij van zijn moeder en zij wellicht van de generaties daarvoor. Misschien zit de oorlog daartussen of misschien straft God blind? Er staat ergens in het Oud Testament geschreven: God straft niet één maar vier generaties lang. Wààr in de Schrift weet ik niet, ik ben niet bijbelvast noch is mijn geloof. Mijn geloof is slechts gevoel, ijl als wierook in de stilte na de vroegmis.
Bang zijn is geen vertrouwen meer hebben, niet in mezelf, niet in de zaken buiten mezelf.
Door die zachte hand van moeder ben ik niet in het gesticht geraakt of aan lagerwal. Maar die toen reeds verhevigde realiteit is teruggekomen. Een levenslang gevecht omdat mijn ‘basic-trus’t, de cruciale zielsvormende periode tussen geboorte en 6 jaar, nooit tot wasdom is gekomen.
Zelfs mijn verstandige en lieve vrouw lost die angst niet op. Het is slikken of stikken.
P.
Dank voor je getuigenis, Paul. Angst komt inderdaad zelden zomaar uit de lucht vallen. Een lezenswaardig boek voor jou is wellicht The Body Keeps the Score: Brain, Mind, and Body in the Healing of Trauma
Boek van Bessel A. van der Kolk
En verder: met zijn allen zacht zijn voor elkaar…
Veel liefs!