Bonustijd
15 november 2019
Deze week zag ik het weer ergens passeren, het feit dat de mens tot zijn vijftigste min of meer vanzelf gezond blijft, maar dat het daarna afwachten is. Alles wat je na die tijd aan gezonde, pijnloze jaren beleeft, is in feite ‘bonustijd’.
Die extra tijd krijgen we dankzij betere voeding, gezondere woon- en werkomstandigheden, en de medische wetenschap. Dat verklaart meteen waarom ik bij mijn dokter vroeger haast altijd een remedie voor mijn kwaaltjes kreeg, en tegenwoordig meestal niet meer dan een paar lapmiddelen, in het beste geval.
Nu kom je een heel eind met het beperken van de schade, maar het voelt toch anders. Je vanzelfsprekende recht op overal kwiek doorheen te bewegen en nooit langer dan een week buiten strijd te zijn, is grondig aangetast. En het is altijd afwachten wat je nu weer moet inleveren. En of de bijwerkingen van een medicijn niet meer ellende meebrengen dan de kwaal zelf. Zo komt langzaam maar zeker het hele mechaniek van je lichaam bloot te liggen en wordt er overal slijtage zichtbaar.
Toch is die bonustijd kostbaar. Het is een tijd waarop je in feite geen recht hebt, een extraatje, omdat we toevallig hier en nu leven. In andere landen of andere tijden zouden we er wellicht al lang niet meer zijn.
In de sportwereld heet die bonustijd niet voor niets ‘blessuretijd’. Die term krijgt voor vijftigplussers een heel andere klank. Het is de tijd waarin je met een paar blessures toch probeert mee te spelen. Vaak wat meer in de achterhoede, maar je bent er nog wel en je maakt regelmatig nog wel een verschil. Al laat je het scoren stilaan beter aan anderen over.
Mijn tweeënnegentigjarige moeder roept bij elk bezoek wel een paar keer uit: ‘Ik ben helemaal versleten!’ Maar ondertussen stiefelt ze met haar rollator vrolijk over de gangen van het woonzorgcentrum en heeft ze met haar dagelijkse armoefeningen in de fitnesszaal de oude pijn in haar schouder definitief weggewerkt. Hoe moet ik de tijd noemen waarin zij zich bevindt? Surplustijd? Overschottijd? Tegekvoorwoordentijd?
‘Ze zijn mij vergeten’, zegt ze met een mengeling van spijt en leedvermaak. Ze heeft de wedstrijd definitief gewonnen. Al is ze soms vergeten waar het ook alweer om draaide. Maar dat kan de pret niet drukken.
(Afb. van Broskamp via Pixabay)