Broeder maag en zuster schouder
22 oktober 2018
Franciscus noemde zijn lichaam liefdevol ‘broeder ezel’. Vroeger vond ik dat nogal denigrerend, maar met de jaren begin ik het steeds beter te begrijpen. Het biedt mogelijkheden. Want wat is er heerlijker om aan iemand de schuld te kunnen geven als er iets niet goed werkt?
Zo spreek ik elke ochtend de gezusters ruggenwervel lichtjes vermanend toe als ze weer knarsen en zeuren zonder einde. Of ik klop even op broeder maag om hem tot de orde te roepen als hij dreigt met staking. Ik zucht als tante elleboog weer vindt dat ze onvoldoende aandacht krijgt en in de aanval gaat. Ik schenk neefje neusslijmvlies mijn volle aandacht als hij er vol tegenaan gaat. Ik vertroetel hem met warme gemberthee en dampbaden met kruidenolie. Nicht voorhoofd probeer ik af te leiden met rustige muziek als ze een hardnekkige hoofdpijn uit de kast haalt, maar dat lukt niet altijd.
Hoe ouder ik word, hoe meer onderdelen ik aan mijn lichaam ontdek: botjes en scharniertjes, pezen en zenuwen, bloedvaten en orgaantjes allerhande. Pas als ze haperen, merk ik hun bestaan op. De familienamen die ik hen geef, zijn overigens heel terecht. Want je kunt je wel eens ergeren aan je familieleden, je moet het er toch mee doen. Je hebt ze niet te kiezen. Je moet ze allemaal nemen zoals ze zijn, met hun mooie en minder fraaie kantjes. Net zoals mijn ledematen.