Kolet Janssen

auteur

De eerste

18 februari 2019

Al zo lang als ik haar ken en waarschijnlijk nog veel langer wil mijn moeder altijd en overal de eerste zijn. Van elk aspect van het leven maakt zij kleine competities en ze is pas gelukkig als ze die ook wint. Als tweede kind van haar gezin moet dat vaak een uitdaging zijn geweest, maar ze werd er op die manier steeds beter in en ze houdt er zich als bijna tweeënnegentigjarige nog steeds mee overeind.

Ook in haar woonzorgcentrum bijt ze zich in die houding vast. Dat ze niet de oudste van haar afdeling is, is haar een doorn in het oog. Maar misschien is dat slechts een kwestie van tijd, zie ik haar denken, want haar rivaliserende medebewoonster is tenslotte niet meer dan één jaar ouder. Dat is een haalbare kaart.

Tegelijk steekt ze op de gang met zichtbaar plezier oudjes die ‘slechts’ vooraan in de tachtig zijn zwierig voorbij met haar rollator. Bij het kienen weigert ze de hulp van de beschikbare scholieren, want dat is voor wie het allemaal niet meer goed kan bijhouden, niet voor haar dus. De geheugenoefeningen zijn ‘veel te gemakkelijk’ en ze is er heilig van overtuigd dat de verzorgsters eigenlijk geen werk aan haar hebben, omdat ze nog alles zelf kan. De hulp bij het douchen, het verzorgen van haar stoma, en het tijdig toedienen van haar medicatie vergeet ze voor het gemak even. Net als het feit dat koken en schoonmaken al lang boven haar krachten gingen.

Ze houdt van uitslapen (‘ik kan goed slapen, veel beter dan iedereen hier!’) en verschijnt elke ochtend pas tegen halfnegen aan de ontbijttafel. ‘Maar,’ zo zegt ze, ‘dan ben ik daar nog de eerste!’ Dat lijkt me stug, nadat ik eerst van haar hoorde dat haar collega’s al om vier of vijf uur wakker worden. Maar ik slaag erin haar niet te confronteren met het feit dat ze wellicht pas als laatste ontbijt en dat alle anderen op dat uur al lang weer weg zijn.

In mijn eerlijkste momenten denk ik weleens na over welke trekjes mij hardnekkig zullen achtervolgen als ik ooit zo oud mag worden. Van eentje ben ik alvast zeker: ik kan absoluut niet tegen mijn verlies bij gezelschapsspelletjes als vier-op-een-rij of mens-erger-je-niet. Ik word daar nijdig en slechtgehumeurd van en ik werk dat uit op mijn omgeving. Ik wijt die afwijking aan het feit dat ik twaalf jaar lang enig kind was en dus niet kon leren verliezen, maar ik vrees dat het dieper zit en misschien wel een verre mutant is van de competitiedrang van mijn moeder.

Dat trekje in combinatie met mijn ongetwijfeld afnemende remmingen kan nog voor animositeit zorgen als ik bejaard ben. Ik zie het al levendig voor me: hoe ik bij het kienen in mijn woonzorgcentrum opeens driftig alle kaarten en pionnen van tafel veeg, omdat ik niet gewonnen heb. Mijn kinderen zijn bij deze gewaarschuwd.

1 reacties op “De eerste”

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.