DNA
7 november 2018
Een smulverhaal voor de ‘boekskes’, zo’n koning die zijn DNA moet afstaan om zijn vaderschap te laten onderzoeken. Al weet je de uitkomst lang van tevoren. DNA heb je daar niet voor nodig. Delphine probeert iets in te halen, wat nooit meer in te halen valt: een vader die er is als je een vader nodig hebt. Dat valt met een late test niet meer goed te maken, wat de uitslag ook zal zeggen.
Ouderschap is iets raars. De mensen die elke dag van je houden, dat zijn toch je ouders. Die je eten geven en je haren kammen en je truitjes wassen en je naar school en sportclub brengen. Die naar je luisteren als je vertelt over je vrienden en die veel horen ook van wat je niet zegt. Die met je ruziemaken en toch van je blijven houden, en jij omgekeerd ook van hen.
Het DNA van onze pleegkinderen klopte voor geen meter met dat van ons, maar toch zitten ze ook nu ze over de veertig zijn, nog altijd in ons bloed. Daar hebben al die jaren spaghetti koken en sokken verzamelen en in de clinch gaan wel voor gezorgd. Als Delphine dat gemist heeft, valt dat gat toch niet te stoppen.
Toch duikt het vroeg of laat altijd op, dat verlangen om te weten van wie je vandaan komt. Welke eigenschappen je misschien geërfd hebt, van sproeten tot angst voor het donker. Het is een moeizame zoektocht, want vaak is er ook heel wat te verwijten dat niet meer te herstellen valt. Het kan bijna niet anders dan tegenvallen. Je moet al heel stevig in je schoenen staan om er niet te veel van te verwachten.
Kinderen hebben het recht om zo veel mogelijk te weten van wie ze biologisch afstammen. Maar ze moeten ook te horen krijgen dat zoiets niet meer dan een deel van hun leven bepaalt. Er zijn de geuren en de melodietjes van je babyjaren. De spelletjes en grapjes van je kindertijd. De kleine en grote verdrietjes. De momenten van grote verbondenheid en van totaal onbegrip. De ontelbaar vele draadjes waarmee je vasthangt aan de mensen die je hebben opgevoed. DNA is niet meer dan een mogelijk begin. Al de rest van het ouderschap komt daarna.