Duizendjarig
29 december 2019
Een van mijn leraren op de middelbare school was een overtuigde zevendedagsadventist. Tijdens onze onophoudelijke discussies over Bijbelpassages sloeg hij me geregeld om de oren met ‘het duizendjarige rijk’. In die periode zouden de rechtvaardigen alvast bij God zijn, en voor de anderen was dan alle hoop verloren. Ik vond het allemaal uiterst onrechtvaardig en niet te rijmen met het godsbeeld dat ik me bij elkaar had gesprokkeld.
Misschien is het daarom dat het uitspreken van het jaartal ‘tweeduizend’ me twintig jaar geleden zo zwaar viel. Van ‘negentiennegenennegentig’ als datum naar ‘tweeduizend’ klonk in mijn oren als een onoverbrugbare afgrond. En dat werd in de loop der jaren nauwelijks beter. Tweeduizendvijf, tweeduizendtien, tweeduizendvijftien, het bleef duizelingwekkend. Alles wat je doet of niet doet, verliest zijn waarde in het licht van het duizendjarige rijk. Dat is een tijdsspanne die voor mensen niet te omvatten is en die alle goede bedoelingen neerslaat als bloesem tijdens een hagelbui.
Maar nu is er hoop. Want vanaf volgend jaar spreken we over ‘twintigtwintig’. Het loden gewicht van het duizendtal verdwijnt in één klap. In ‘twintigtwintig’ worden de problemen opnieuw hanteerbaar. Er valt aan te beginnen.
Duizend jaar gaat mijn begrip en mijn voorstellingsvermogen te boven. Maar in twintigtwintig kan er iets beginnen te veranderen. En ook daarna blijft het behapbaar. In twintigdertig zijn we op de goede weg. En wie weet wat twintigveertig brengen zal…
Twintig is een getal vol hoop. Twintigtwintig is dus dubbele hoop. En die hebben we meer dan ooit nodig. Een jaar vol hoop voor alle mensen van goede wil en in één moeite door voor de rest. Dat wens ik jullie van harte.
(Kerknet.be 29 december 2019, afb. van Annick Vanblaere via Pixabay)
Hé, goed gezien! Ik zeg in het vervolg ook twintig twintig!