Kolet Janssen

auteur

Een onvervulbaar verlangen

22 mei 2019

Op weg naar mijn werk passeerde ik vroeger dagelijks een verhuisbedrijf. Als die reusachtig lange vrachtwagens over de weg manoeuvreerden, moest het andere verkeer telkens wachten. Jarenlang deed ik dat braaf en met begrip, tot ik me opeens betrapte op de gedachte: ‘Is iedereen nu nog niet verhuisd? Hoe lang gaat dat hier nog duren?’

Diep in mijn binnenste snakte ik naar een wereld in volledige harmonie, waar iedereen op zijn plek is en in totale vrede leeft met de mensen om zich heen. En tegelijk besefte ik hoe absurd dat verlangen is.

Tegenwoordig lijkt het alsof ik mijn dagen steeds meer moet vullen met het overeind houden van een afbrokkelende wereld. Mijn fietsband is lek als ik naar het station wil fietsen en ik moet spurten en op een bus springen om mijn trein nog te halen. De bladluizen op mijn rozenstruik en de slakken op mijn berenklauw hebben duidelijk meer uithoudingsvermogen dan ik. In de kerk knabbel ik op een hostie en ik bijt meteen een groot stuk van een van mijn kiezen. Hoe pathetisch kun je zijn? Ik besteed uren en dagen aan het achtervolgen van elektriciens en schilders om dingen te herstellen of op te knappen. Net als ik voldaan achterover wil leunen omdat een of ander probleem is opgelost, duiken er meteen drie nieuwe op. Een mens verslijt aan het leven.

En dan gaat het niet eens om erge of zelfs maar belangrijke dingen, maar om de gewone anti-slijtageslag die we allemaal dagelijks moeten leveren, onophoudelijk. Alle dingen waaraan we moeten denken. Alle zinnen die we gehoord of gezegd hebben en herkauwen tot ze verteerd zijn.

We kopen kleren en vergeten dat ze moeten worden gewassen en gestreken, dat er knopen zullen afvallen of naden zullen lossen, dat ze moeten worden opgeplooid en weggehangen. We wonen in huizen met kieren, met dakpannen die wegwaaien, ramen die afbladderen, muren die vergelen, systemen die blokkeren. Het is een levenslange strijd om alles onder controle te houden.

Vroeger begreep ik die uitspraak van Augustinus niet: ‘Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in u.’ Maar ik heb zo’n vermoeden dat het ook zo zal gaan met mijn verlangen naar voltooiing. In vrede rusten, misschien kan dat pas echt na de dood. Voordien bestaat het leven uit oplappen.

Ik denk al lang niet meer dat ik problemen kan voorkomen. Zelfs niet dat ik ze met wat kunst- en vliegwerk kan oplossen. Nu ben ik al blij als ik ze kan bijbenen en ze me niet boven het hoofd groeien. Van rust en vrede kan ik alleen maar dromen. En aan die droom klamp ik me vast.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.