Handtas
1 mei 2019
Op de snelweg lees ik met een schok de familienaam van mijn overleden vriendin op de flank van een vrachtwagen. Het heeft natuurlijk niets met haar te maken, maar toch komt ze even heel dichtbij. We hadden er samen om kunnen lachen, alleen kan dat dus niet meer.
Ik vertel het aan haar echtgenoot. Hij kent die vrachtwagens. Hij mist haar elke dag, de hele dag.
Er is een onoverbrugbare kloof tussen er zijn en er niet meer zijn. Ook al is iemand ziek, zolang hij of zij er is, kun je ergens terecht met je liefde en je zorg. Of met je ergernis soms. Maar bij de dood valt er veel weg.
Haar handtas staat altijd op dezelfde plaats, zegt haar echtgenoot. Dat alleen is al een teken van haar afwezigheid. Want zolang ze leefde, was ze een paar keer per dag steevast haar handtas kwijt. Ze zette hem overal neer en vergat dan waar. De zoektochten naar haar verloren handtas waren een vast onderdeel van haar leven. Nu niet meer. De tas blijft staan waar hij staat, even roerloos als zijzelf.
In de tuin gaat het leven verder. De nieuwe, groene blaadjes zijn er en zoveel bloemen overal. Voor het eerst in al die jaren zonder haar. Zo vol leven, dat ze toch ook weer aan haar doen denken.
Wie dood is, is aan de overkant. Mijn vriendin mag rusten in vrede. Maar wij houden haar allemaal samen vast, in ons hoofd en in ons hart. Dat stopt nooit.