Kolet Janssen

auteur

Het heksensyndroom

22 maart 2019

‘Ik heb niet echt dringende klachten,’ zeg ik tegen mijn huisarts, ‘maar ik kom er toch maar even mee langs. De laatste tijd krijg ik overal uitgroeisels.’

‘Uitgroeisels?’ herhaalt de dokter met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Wat bedoel je precies?’

‘Ik heb ze in verschillende soorten’, leg ik uit. ‘Er zijn een soort bubbeltjes die op puisten lijken, maar niet meer weggaan. Andere zijn meer knobbelige en wratachtige uitstulpingen. Ik heb er zelfs eentje waar haren op groeien. Er zijn ook bruine vlekken die zonder reden van de ene dag op de andere verschijnen en blijven, alsof ze het bij mij heel goed naar hun zin hebben.’

Ik laat de dokter een paar voorbeelden zien in mijn nek, op mijn kin en mijn handen.

‘En heb je er last van?’ wil de dokter weten. ‘Doen ze pijn?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Niet echt. Ze zitten soms een beetje in de weg. Ze schuren tegen mijn kleren. En ik zit er regelmatig aan te prutsen, soms tot bloedens toe. Het is vervelend. En het is ook niet mooi, natuurlijk.’

Ik zwijg en kijk de dokter aan. Hij rommelt op zijn schrijftafel en knikt. Misschien vraagt hij zich af waarom een zestigplusser nog mooi wil zijn.

‘We zullen dat eens even bekijken’, zegt hij dan. Ik mag mijn bovenkleren uittrekken en op de onderzoekstafel gaan liggen.

Met een speciaal lampje bestudeert hij een paar van mijn uitgroeisels. Dan richt hij zijn aandacht op mijn enkels en voelt aan de knobbels van de binnenkant.

Hij gaat op een krukje naast me zitten en zegt: ‘Precies wat ik al dacht. Die uitgroeisels wezen er al op, maar nu ik je enkels heb onderzocht staat het helemaal vast. Je weet toch dat je aan beide binnenkanten van je enkels grote eeltplekken hebt?’

Ik steek mijn hand uit om te voelen. Inderdaad, er zit aan elke kant een harde plek. Waarom heb ik dat niet eerder gemerkt?

‘Je hebt er de leeftijd voor, natuurlijk. En het zal waarschijnlijk ook familiaal bepaald zijn’, gaat de dokter verder. ‘Je hebt het heksensyndroom. Ik zie het ook aan je neus, die wat krom begint te groeien. Je oren worden groter en je krijgt stilaan een priemende blik. Je weet dat er geen kruid gewassen is tegen dat syndroom. We kunnen alleen de pijntjes en kwaaltjes een beetje verzachten.’

‘Maar wat moet ik dan met die eeltplekken?’ vraag ik plompverloren.

‘Die hadden ooit natuurlijk een functie’, legt de dokter uit. ‘Heksen die op bezems vliegen, kruisen hun enkels om er niet af te vallen. Dat heb je vast al eens gezien. Een beetje eelt daar kwam dan goed van pas. Ik zal je een zalfje voorschrijven om je huid daar wat zachter te maken.’

‘En mijn uitgroeisels?’ vraag ik tegen beter weten in.

‘Daarmee zul je moeten leren leven’, zegt mijn huisarts voorzichtig. ‘De ervaring leert dat ze nogal hardnekkig zijn. Als ik ze zou wegsnijden, komen ze alleen maar sterker terug. Je zult eerder moeten denken aan camoufleren.’

Ik moet me inhouden om niet te sissen.

 

Mijn mobieltje zingt een vrolijk melodietje. Het alarm. Tijd voor mijn afspraak bij de dokter. Ik schuif mijn dagdroom weg en trek mijn jas aan. Zonder in de spiegel te kijken stap ik de deur uit.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.