Het nieuwe ballet
12 juni 2020
‘Ik spring straks nog even binnen’, zeiden we in onverdachte tijden tegen elkaar. Het klinkt nu als een ongewenste intimiteit, als een aanslag op iemands gezondheid en privacy. De nieuwe geplogenheden rond sociale contacten hebben we nog niet in de vingers.
‘Mag ik binnenkomen?’ vraag je aan de voordeur. De vriend staat ver achteruit te glimlachen. ‘Euh… als dat ok is voor jou?’ aarzelt hij. In onze hoofden gaan razendsnelle rekensommetjes rond. Is er binnen iemand die tot de risicogroep behoort? Of is er een andere reden voor terughoudendheid? Wil hij of zij je liever niet binnenlaten uit overwegingen voor de eigen gezondheid of wil hij uiterst respectvol zijn voor jouw mogelijke bedenkingen? Het is een complexe dans in relaties die tot voor kort heel open en direct waren.
‘Jaja, natuurlijk, ik bedoel… ik zal op afstand blijven hè’, zeg jij voorkomend.
Je vriend deinst achteruit en jij sluit zelf de voordeur. Je gaat zo ver mogelijk van elkaar zitten. De deur staat open, ook al is het frisjes. Hij schenkt je een glas water in en zet er een privé kommetje met nootjes bij. Op het toilet liggen aparte gastendoekjes en er is vloeibare zeep.
We steken zoveel hersenwerk in de nieuwe omgangsvormen dat we even niet meer weten wat we ook alweer tegen elkaar te vertellen hadden. Maar na een poosje komt het op gang. We praten als vanouds. Tot de huisgenoot binnenkomt en het hele ballet opnieuw begint.
Sommige vrienden nodigen ons stilaan opnieuw uit nadat we ze maandenlang niet meer gezien hebben. Vroeger was dat meestal ’s avonds bij een etentje. Soms kan dat weer, met een paar kleine aanpassingen. Met mondjesmaat, want we respecteren de tien uitverkorenen van de week. We graaien niet meer in dezelfde schalen. Lange tafels worden maximaal ingezet.
Maar anderen willen ons liever alleen nog in de namiddag in de tuin zien. ‘We hopen op goed weer’, zeggen ze er vrolijk bij. Ja, wij ook. Maar hoe moet dat in het najaar, in de winter? Zullen we voortaan een onderscheid maken tussen ‘zomervrienden’ en ‘vrienden door het jaar’?
In de fietsenwinkel zijn wij de enigen met een mondmasker, en dat komt een beetje sullig over. Vertrouwen we de winkelier en de andere klanten niet? Of is het juist verstandig? Want bij nadere inspectie lijken wij ook de enige 65-plussers.
Telkens is het afwegen. Verontschuldigend glimlachen helpt, behalve als je een mondmasker draagt. Ik oefen alvast een paar nieuwe handgebaren. Twee armen met gespreide vingers in de lucht: ik weet het ook niet allemaal precies. En ondertussen: blijven handen wassen. We wassen er alles mee weg: virussen en ordinair vuil, en bovendien onze dagelijkse portie onwennigheid. Net als Pilatus, die niet wist wat hij met Jezus aan moest, wassen wij onze handen in onschuld. Of dat hopen we toch.
(Afb. van Raudel Ramirez via Pixabay)