Jeugdboekenmaand
20 maart 2019
Het is jeugdboekenmaand, dus ik doorkruis per trein het Vlaamse land om aan kinderen in alle maten en soorten uit te leggen hoe je dat doet, een verhaal schrijven. We hebben het over personages en plots, over schrijven en schrappen, over verschillende soorten eindes. Maar de vraag die hen het meest intrigeert, is waar ik mijn ideeën vandaan haal.
‘Gewoon, overal om me heen,’ zeg ik. ‘Ik kijk rond en ik zie altijd wel iets wat vreemd of griezelig of spannend of grappig is. Een persoon of een voorval waar iets achter moet zitten en dan ben ik vertrokken.’ Ik probeer snel een voorbeeld te bedenken van iets dat ik die dag nog gezien of gehoord heb, maar ik vind alleen een paar halfslachtige dingen die ik op het prikbord in de hal van hun school zag hangen.
Goede ideeën zijn als klitten op je jas, ze hebben weerhaakjes. Ze blijven hangen, maar dat merk je pas een tijdje later. Dus pas als ik in mijn thuisstation van de trein stap, weet ik opeens welk beeld mijn ogen hebben meegenomen onderweg. De kleine, witte bloemenruiker die op perron 1 van het station waar ik vandaan kom, tegen de muur lag. Netjes op de grond gedrapeerd, zonder naamkaartje of boodschap erbij. Iedereen stapte eraan voorbij. Maar het was geen toeval dat hij daar lag.
Wat zou er gebeurd zijn op perron 1? Ik vrees iets verschrikkelijk droevigs, te erg om ernaar te vragen. Of zou het een verloren liefdesboeketje zijn? Treinen hebben iets onherroepelijks, ze gaan over dood en liefde, ze kunnen dromen maken of breken. Wie weet schrijf ik ooit een verhaal dat begint met een boeket witte bloemen op perron 1. Al vrees ik dat het geen happy end zal krijgen.