Oorlog
20 januari 2022
‘Dat is de grote bibliotheek van de universiteit’, wijs ik als ik er met kleinzoon voorbijfiets. ‘Is dat al een oud gebouw?’ wil hij weten. Ik vertel over de oorlog en hoe toen veel kostbare boeken in vlammen opgingen. Hoe er nadien geld kwam van de Amerikanen (en de Duitsers) voor een nieuw gebouw. Hoe ook dat gebouw weer in puin werd geschoten bij de volgende oorlog. Hoe het weer werd heropgebouwd.
‘Oorlog maakt veel kapot’, besluit ik.
‘Alle landen hebben vroeger weleens oorlog gehad’, zegt kleinzoon wijs. Voor hem is oorlog iets van vroeger. Zo is het hier nu al drie generaties lang. Alleen zijn overgrootmoeder maakte nog de oorlog mee en kan daarover heel levendig vertellen.
Ik hoop dat kleinzoon gelijk heeft, dat oorlog voor ons iets van vroeger blijft.
Maar dan hoor ik op de radio een gesprek met een deskundige over de oorlogsdreiging in Oekraïne. Hij vertelt zonder blozen dat het nu het ideale moment is voor een aanval van de Russen. Het is immers putje winter en de ondergrond is stevig bevroren. Als het eenmaal begint te dooien, lopen de troepen vast in de modder. Grote veldheren als Napoleon en Hitler destijds weten wat dat betekent.
En dan wordt oorlog opeens niet langer een spel op een bord stratego, maar iets wat ook mensen van nu kunnen doen. Ik word misselijk als ik hoor hoe mensen speculeren over wat de zetten van de verschillende partijen zouden kunnen zijn. Zijn ze dan vergeten wat er op het spel staat? De slachtoffers, de schade? In een oorlog zijn er alleen verliezers, dat weten we toch?
Als iemand erover denkt om van mijn kleinzoon een soldaat te maken, vergist hij zich schromelijk. Onze kinderen en kleinkinderen hebben andere dingen te doen in het leven. Er zijn uitdagingen genoeg, zonder de waanzin van een oorlog.
Je moet gek zijn om over oorlog te spreken. Maar soms zijn er gekken aan de macht. Alleen wij kunnen hen stoppen.
(Afb. van Museums Victoria via Unsplash)