Tapioca
6 april 2021
Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat er modes voor alles zijn. Voor kleren en meubels natuurlijk. Voor interieurkleuren: toen wij trouwden was alles oranje en donkerbruin, van theepot tot tafellaken, van staanlamp tot fruitschaal. Voor huisinrichting: van zitkuil naar kookeiland. Voor woorden zelfs.
Ook voor kamerplanten zijn er modes: mijn moeders sanseveria’s werden pas onlangs weer hip. Wij hadden hangplankjes met cactussen en eindeloos doorgroeiende klimop. Sommige planten, zoals de prachtige gloxinia, zijn helemaal uit beeld verdwenen. Misschien komt er nog ooit een verrijzenis.
Ook in de keuken zijn er steeds nieuwe trends en andere gerechten die in de vergetelheid raken. ‘Vergeten groente’ zijn daar het beste voorbeeld van. Over andere ingrediënten wordt minder ophef gemaakt, maar ze zijn net zo goed onderhevig aan de rages van het moment. Savooikool of simpele erwtjes en worteltjes, wie weet wordt het binnenkort weer modieus.
Zo vroeg ik me onlangs af wat er gebeurd zou zijn met tapioca. Dat was achteraf gezien zowat het enige exotische ingrediënt op het lijstje van mijn moeder. Want tapioca, weet ik nu, is gemaakt van de cassavewortel. Het is dus maniok van de zuiverste soort en dat was iets wat ik enkel kende van de verhalen die zich afspeelden in onze voormalige kolonie. Waarin blanke jongens meestal de heldenrol speelden en een onoplettend zwart kindje redden van een slang. En niet omgekeerd, wat wellicht veel waarschijnlijker zou zijn geweest! Of hun vader kreeg de slaapziekte door de tseetseevlieg. Heel spannend allemaal. Daar aten ze maniok. Wist ik veel dat mijn moeder het ook stiekem in kleine pareltjes in de soep strooide?
Tapioca was bedoeld om de soep te ‘binden’. Een raar begrip voor onze oren: hoe dikker de goedkope soep, hoe meer de maag alvast gevuld was voordat men aan het hoofdgerecht begon. Duidelijk een aanpak van mensen die ooit hadden moeten woekeren met het weinige dat ze hun gezin konden voorschotelen. Het werkte ook een generatie verder – lichtjes overbodig – nog na.
Ik strooi nooit tapioca in mijn soep. Maar ik weet nog precies hoe het voelde om die glibberige half doorschijnende pareltjes onder je tong te pletten. Ze smaakten nergens naar, maar dat was precies hun pluspunt: je kon ze in elke soep toevoegen zonder de smaak te wijzigen. Alleen jammer dat ik als kind niet wist dat ik eigenlijk maniok zat te eten.
(Afb. van Ivabalk via Pixabay)