Kolet Janssen

auteur

Tijdreis

7 december 2021

Er is iets dat piept op straat. Een of andere machine bij de verbouwing van enkele huizen verderop. Een dun en schril piepgeluidje met min of meer regelmatige tussenpozen. Ik kijk verrast op.

Het geluid werpt me met de snelheid en de kracht van een raket terug in mijn kindertijd. In de tuin van onze buren stond een hoge, ijzeren schommel. Er woonden daar vijf kinderen, dus er was altijd wel iemand aan het schommelen. In een bepaalde stand, vanaf een zekere hoogte, maakte de schommel precies dat ijle geluidje. Het ging door muren en ramen heen. Het lokte me naar buiten, want tot mijn twaalfde was ik enig kind en op soms zoek naar speelkameraadjes.

Meestal was het op lauwe zomeravonden, waarop het al een beetje schemerde. Aan zomeruur deden we immers nog niet. Als het echt donker werd, moesten we onverbiddelijk naar bed. We schommelden om de beurt, doorheen de avonden en de jaren. Het leek alsof de tijd stilstond, maar dat was bedrog.

Onlangs zat ik nog eens op een hoge, ijzeren schommel in de speeltuin. Mijn lijf wist nog precies hoe het moest. Eerst met je bovenlijf naar voor leunen en met je voeten naar achter, daarna languit achteruit hangen aan je armen en voeten ver vooruitsteken. Zo krijg je de schommel in beweging en gaat ze hoger en hoger. Mijn lijf kon het nog. Het voelde perfect aan op welk punt het van houding moest veranderen om het grootste effect te bekomen. Binnen de kortste keren zwierde ik hoog in de lucht.

Vroeger gingen we door tot we de droge tik hoorden van de ijzeren staaf die belette dat de schommel overkop sloeg. Zo hoog durfde ik nu niet meer. Deze schommel piepte ook niet. Maar achteraf roken mijn handpalmen weer precies zoals toen: naar roest en ijzer.

Een tijdreis maken is echt niet zo moeilijk.

(Afb. van Paige Muller via Unsplash)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.