Wintertranen
11 januari 2024
Als ik de laatste dagen ergens arriveer na een tochtje met de fiets, ben ik totaal in tranen. Ze rollen over mijn wangen, ruïneren mijn mascara en spetteren op mijn bril. Dat heeft niets te maken met een acute winterdepressie of een terechte aanval van Weltschmerz, maar alles met de bijtende winterkou.
Sinds enkele jaren reageren mijn traanklieren theatraal op elke winterprik. Ik heb me altijd schrap gezet tegen ijzige wind op mijn wangen. Ik wikkel me in mutsen en sjaals en draag wanten waarmee ik nauwelijks nog de versnellingen van mijn fiets kan bedienen. Ik stop mijn voeten in twee paar kousen en trek mijn dikste jas aan, die ik van onder tot boven zorgvuldig dichtknoop.
Maar mijn tranenvloed kan ik niet stoppen. Het is gênant bij elke winkel die ik binnenstap, bij elke toevallige ontmoeting op straat. Eerst probeer ik het te negeren, maar ik merk dat mensen me onderzoekend aankijken. Met mijn uitgelopen mascara en mijn rode neus zie ik er wellicht behoorlijk dramatisch uit.
Tegenwoordig benoem ik zelf maar wat er aan de hand is. Dat helpt, al zijn de reacties verschillend. Ik zeg iets als ‘ik huil, maar het is van de kou’. Sommige mensen zie je dan inwendig een beetje terugdeinzen. Ze willen niets te maken hebben met huilende medemensen, om welke reden de tranen ook vloeien. Dat vraagt een engagement waartoe ze niet bereid zijn en dat is natuurlijk hun goed recht.
Andere mensen kijken bezorgd en glimlachen opgelucht als de oorzaak van mijn tranen onthuld wordt. De liefste reactie ontmoette ik in het secretariaat van onze parochie. De medewerksters daar begonnen spontaan hun pastorale reflexen los te laten op mijn gesnotter.
Mijn traanklierprobleem heeft me zo heel wat geleerd over waar ik terecht kan als ik ooit echte tranen met tuiten zal huilen. Een mensenleven zit mooi in elkaar. Zelfs verdriet kun je oefenen. Vooral als het koud is.
(Photo by Caleb Woods on Unsplash)