Wolven en duiven
18 februari 2020
Van dichtbij wilde dieren zien is een diepgeworteld verlangen in bijna elke mens. Het verklaart het succes van vlinderfarms en safariparken. Maar ook de verrukking die mensen overvalt als ze een ree zien oversteken of een eekhoorntje spotten in een boom. Zelfs egels en merels in de tuin kunnen ruimschoots op onze sympathie rekenen. Als er weer wolven in ons land komen wonen en de duiven last hebben van roofvogels, is dat belangrijk nieuws.
Mensen zijn oprecht geïnteresseerd in dieren. Kinderen willen er alles over weten: waar ze leven, wat ze eten, hoe ze de winter doorbrengen, hoe ze hun kleintjes verzorgen. We proberen het gedrag van dieren te doorgronden en kennen hen allerlei motieven toe, die misschien helemaal niet kloppen. Met huisdieren maken we de illusie van samenleven op beperkte schaal waar.
Dieren schijnen van nature nieuwsgierig te zijn. Als ze in hun voorgeschiedenis niet te veel slechte ervaringen met mensen hebben, vinden ze het wel boeiend om mensen te ontmoeten. Niet te dichtbij liefst, zodat ze nog weg kunnen als het nodig zou zijn.
Het is een raadsel wat ze van ons denken. Lompe wezens die nauwelijks beseffen wat er allemaal om hen heen gebeurt? Dommeriken die hun eigen graf graven door te veel natuur te laten verdwijnen? Wellicht hebben wij in de ogen van dieren in het beste geval iets van de Grote Vriendelijke Reus: iemand die zijn kracht niet goed onder controle heeft en waar je eigenlijk een beetje meelij mee moet hebben.
Ik droom er weleens van dat er een tijd komt waarin mensen en dieren elkaar begrijpen, zo goed als dat kan. Dat gaat verder dan nieuwsgierigheid. Het betekent dat we elkaar wederzijds geen kwaad zouden willen doen. Dat er op tijd en stond een voorzichtige interactie mogelijk is, een uitwisseling van een blik of een snuffel. Dat we elkaar zo veel mogelijk ons eigen leven laten leiden. Dat we meer en meer plezier zouden hebben van elkaar.
Met dieren is het een beetje zoals veel oudste kinderen thuis te horen krijgen: Jij bent de verstandigste! Als mens moeten wij de eerste stap zetten. Wij kunnen dingen voor de dieren doen die zij nodig hebben. Niet enkel voor husdieren, ook voor dieren in het wild. Elkaar beter leren kennen en waarderen, elk in zijn eigen leven.
Het koolmeesje dat mijn tuin opvrolijkt, is volgens mijn kleinzoon een pimpelmees. ‘Kijk maar, oma, hij heeft een blauw petje!’ De nieuwe tijd is misschien al begonnen.
(Afb. van Oldiefan via Pixabay)